Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

GROTTEN

betekenis & definitie

of holen zijn door de natuur gevormde onderaardse ruimten. Onder deze definitie vallen dus niet kunstmatig aangelegde onderaardse gangen, zoals in de St Pietersberg bij Maastricht.

De belangrijkste grotten zijn de druipsteengrotten (z druipsteen), die door oplossing van kalksteen ontstaan, dus nadat het gesteente gevormd werd. Daarnaast komen grotten voor, die tegelijk met het gesteente gevormd worden. Hiertoe behoren de lavagrotten, die in lavastromen ontstaan wanneer de korst stolt en de daaronder gelegen lava wegvloeit. Aan de zoldering hangen dan gewoonlijk gestolde lavadruppels en lavastangen, die lavastalactieten genoemd worden, echter een andere ontstaanswijze bezitten dan de druipsteen-stalactieten. Lavagrotten treden bij de meeste vulkanen op, die dikke lavastromen langs hun flanken bezitten, maar vooral in vulkaangebieden, waar veel dun-vloeibare lava aan de oppervlakte komt, zoals Ijsland, Hawaiï, Réunion. Ook in dieptegesteenten, zoals graniet, treden soms grotten op.

Zij bezitten geringe afmetingen, het zijn veelal lensvormige spleten, door rekkrachten ontstaan, en gewoonlijk zijn de wanden met kristallen (o.a. bergkristal, rookkwarts) begroeid. Deze kleine holen worden dan kristalhelders genoemd. In de Alpen worden zij ontgonnen door de inheemse bewoners. Het opsporen en ontginnen van deze kristalholen vormt het beroep der Zwitserse „Strahler”. De Fingalsgrot op Staffa ligt in een oude bazaltstroom met verticale bazaltzuilen, die bedekt wordt door een laag compactere lava en is gevormd door de eroderende werking der branding, die de bazaltzuilen stuk sloeg. Het is eigenlijk een diepe brandingsnis.

IJsgrotten
zijn holen, waarin, ook gedurende de zomer, ijs in de gedaante van een ijsbedekking van de bodem, met ijsstalagmieten en pijlers, optreedt. Zij zijn o.a. uit de Oostenrijkse Alpen bekend.

Lit.: W. von Knebel, Höhlenkunde (Braunschweig 1906).

< >