Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SIXTUS

betekenis & definitie

(of Xystus), naam van vijf pausen:

Sixtus I

heilige
, paus van 115-125, een Romein, regeerde ten tijde van keizer Hadrianus als zesde opvolger van Petrus. Hij werd later als martelaar vereerd. Hadrianus schijnt aan die dood geen schuld te hebben. Feestdag 6 Apr.

Sixtus II

heilige
, paus van 257 - 6 Aug. 258, was volgens het Liber pontificalis een Griek. Hij knoopte de wegens de strijd over de ketterdoop afgebroken relaties met Cyprianus, bisschop van Carthago, en met de bisschoppen, zowel van Afrika als van Klein-Azië, weer aan zonder daarbij de Romeinse praktijk op te geven.

Na de afkondiging van het tweede vervolgingsedict van keizer Valerianus, dat veel strenger was dan het eerste, werd hij op het kerkhof van Calixtus tijdens een godsdienstoefening door keizerlijke handlangers verrast en met vier diakens ter dood gebracht. Hij is bijgezet in de paus-crypte van de H. Calixtus. Zijn naam werd opgenomen in de canon der H. Mis. Feestdag 6 Aug.

Sixtus III

heilige
, paus van 432 - 19 Aug. 440, een Romein, wijdde de herstelde en verfraaide Basilica Liberiana toe aan de H. Maagd, sindsdien S. Maria Maggiore genoemd, bouwde de S. Sabina op de Aventijnse heuvel, waarschijnlijk de S. Lorenzo buiten de muren en het achthoekige baptisterium bij de basiliek van Lateranen; hij bestreed het Nestorianisme en Pelagianisme en verdedigde Rome’s rechten op Illyrië tegen Proclus, patriarch van Constantinopel. Feestdag 28 Mrt.

Sixtus IV,

(Francesco della Rovere), paus van 1471-1484, (Celle, bij Savona, 21 Juli 1414 - Rome 12 Aug. 1484), wekte aanvankelijk hoge verwachtingen. Bitter was de teleurstelling, toen hij als eerste Renaissance-paus een periode van het diepste verval der Kerk inluidde:

De geest der hoogste leiders was bezeten door politiek en overdreven liefde voor kunst en wetenschap. Op het Vaticaan heerste een praal, die verblindend was maar waaronder veel verkeerds schuil ging. Sixtus zelf was zowel vóór als na zijn pauskeuze een man van onberispelijke levenswandel, die het ernstig met de godsdienst meende. Hij trad in de orde der Franciscanen, werd haar generaal (1464) en voerde er verschillende heilzame hervormingen in door. Hij doceerde aan zes Italiaanse universiteiten. Bovendien was hij gevierd om zijn welsprekendheid.

In 1467 volgde zijn benoeming tot kardinaal. Wellicht had hij grote plannen als paus, maar zijn nepotisme bond hem aan handen en voeten. Weldra was hij geheel in de macht van zijn familieleden.

De fanatiekste verwant van de paus, zijn neef Girolamo Riario, een vroegere kruidenier, haakte naar een vorstendom en wikkelde de paus in verschillende oorlogen met Lorenzo de’ Medici van Florence, met Napels en Ferrara, met Venetië en de Colonna’s in de Kerkelijke Staat. De Turken, die in Italië tijdelijk Otranto bezetten, brachten de strijdlustige vorsten enigszins tot bezinning, maar Sixtus’ oproep tot een kruistocht tegen hen werd een fiasco. Bij de benoeming van kardinalen liet Sixtus zich voorts vooral leiden door politieke overwegingen, waardoor het mogelijk werd, dat weldra een paus als Alexander VI de troon beklom. De Vaticaanse schatkist raakte spoedig leeg en nieuwe bronnen moesten worden aangeboord: uitschrijving van aflaten, instelling van meerdere koopbare ambten, verzwaring der belasting op beneficiën enz., welke maatregelen vooral in Duitsland ernstig verzet uitlokten. Wat Sixtus voor het kerkelijk leven deed, is in enkele regels samen te vatten: de bevordering van de Mariaverering, zijn verdediging van de pauselijke onfeilbaarheid en van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis, de protectie der Franciscanen, welke echter het misnoegen van de overige geestelijkheid opriep.

Wetenschap en kunst hadden zijn volle hart. De Vaticaanse Bibliotheek werd verrijkt en een pauselijk archief ingesteld, Rome onderging menige verfraaiing. Sixtus liet te Rome het hospitaal S. Spirito en de kerken S. Maria del Popolo en S. Maria della Pace bouwen en de oude pauselijke privé-kapel vervangen door de Sixtijnse Kapel. Na zijn dood werden van hem drie in het Latijn geschreven theologische werken uitgegeven, later gevolgd door de brieven, die hij als generaal en kardinaal schreef.

Lit.: L. Pastor, Gesch. der Päpste II 451-710 (Freiburg 1904); Seppelt-Löffler, Papstgesch. (München 1933): G. Castella, Gesch. v. d. Pausen (Roermond 1950, u. h. Ital.).

Sixtus V

(Felice Peretti), paus van 1585-1590, (Grottamare, Ancona, 13 Dec. 1521 - Rome 27 Aug. 1590), uit een arme familie, was een krachtige persoonlijkheid en een heersersnatuur, die, omdat hij in zijn onstuimigheid niet altijd het juiste midden hield, vooral van niet-Katholieke zijde te ongunstig is beoordeeld, zoals bijv. Ranke aantoont. Hij werd Franciscaan, verkreeg grote vermaardheid door zijn predicaties, klom op tot generaal der orde en tot bisschop van S. Agata dei Goti en ontving in 1570 van Pius V het purper. Onder diens opvolger Gregorius XIII geraakte hij op de achtergrond, maar dit belette niet, dat hij na Gregorius’ dood de pauselijke troon beklom. Wat de Kerkelijke Staat betreft maakte hij een einde aan het bendewezen, dat bij vele edelen steun vond en tot een waar schrikbewind was uitgegroeid (zie ook Accoramboni, Vittoria).

Hij herstelde de financiën, waarbij hij niet altijd even kieskeurig in zijn middelen was, en wist te bereiken, dat de schatkist bij zijn dood 4 millioen gouden scudi bevatte. Bovendien had hij bij zijn leven grote bedragen besteed aan de verfraaiing van Rome, dat hij tot een barokstad maakte. Hij stelde de heidense monumenten, o.a. de obelisk op het St Pietersplein in dienst van het Christendom, al dient daarbij opgemerkt, dat hij er vrij slordig mee omging. Rome kreeg zuiver drinkwater, waarbij één waterleiding, de Acqua Felice, zijn naam ontving, en verschillende bouwwerken werden uitgevoerd, waarvan de voltooiing van de koepel der St Pieter wel de meeste aandacht verdient. Op kerkelijk gebied zorgde hij voor geregelde visitaties der kloosters en wees hij de bisschoppen op hun plicht op gezette tijden te Rome verslag te komen uitbrengen over de toestand van hun diocees.

Hij bepaalde het aantal kardinalen op 70 en stelde voor een betere werkverdeling in plaats van het tot dan gebruikelijke behandelen der kerkelijke kwesties op een consistorie 15 congregaties van kardinalen in, waarvan 8 voor de belangen der gehele Kerk en 7 voor de Kerkelijke Staat, een regeling, waarvan de hoofdideeën in de reorganisatie onder Pius X bewaard bleven. Wat de buitenlandse politiek betreft richtte hij vooral zijn aandacht op Spanje, Frankrijk en Engeland.

Zijn houding tegenover Philips II was uiterst gereserveerd uit vrees dat de Spaanse koning zich bij een verdere machtsontplooiing steeds meer met kerkelijke zaken zou gaan bemoeien en de paus onder een soort voogdijschap zou plaatsen. In Frankrijk dreigde het gevaar, dat de troon na de dood van Hendrik III door de Protestantse Hendrik zou worden beklommen. Sixtus deed hem in 1585 in de ban. Toch sloot Sixtus geen verbond met Philips en de Katholieke Liga tegen dit rijk en toen geruchten over Hendriks bekering de ronde deden, besloot Sixtus een afwachtende houding aan te nemen. Zijn geloofsijver overwon de vrees voor Philips’ opdringerigheid, toen hij zijn financiële steun aanbood voor de uitrusting van de Armada tegen het Engeland van Elizabeth.

Gehoorzaam aan het bevel van het Concilie van Trente om een zo zuiver mogelijke Vulgaattekst uit te geven, liet hij de bestaande tekst door een commissie van kardinalen en theologen herzien, waarin hij zelf na de aanbieding vaak onnauwkeurige correcties aanbracht. Clemens VIII publiceerde in 1592 een nieuwe, nog heden gebruikte tekst.

H. J. J. WACHTERS

Lit.: Pastor, Gesch. der Päpste X 3-499 (Freiburg/Br. 1926); A. von Hübner, Sixte-Quint, 3 dln (Paris 1876); Seppelt-Löffler, Papstgesch. 296-301 (München 1933); G. Castella, De Gesch. der Pausen 237-243 (Roermond 1950, vert. u. h. Ital.).

< >