is de naam van vier pausen, van wie echter slechts drie door de Katholieke Kerk erkend zijn.
Calixtus I
(Callistus), geboren uit een slavenfamilie van Rome (155), kwam in dienst van een Christelijke beambte, werd tot dwangarbeid in de mijnen van Sardinië veroordeeld. Hij keerde terug naar Rome (190), waar hij onder paus Zephyrinus als aartsdiaken de leiding der Romeinse geestelijkheid kreeg, als ook de zorg voor de Catacomben bij Rome, naar hem Calixtus-catacomben genoemd. Hij werd bisschop van Rome en paus (217-222). Zijn afgunstige, oneerlijke tegenstander Hippolytus beschuldigde hem ten onrechte in de strijd tegen het Sabellianisme zelf modalist te zijn en verweet hem zijn laksheid in de boetediscipline; hij wierp zich als tegenpaus op en veroorzaakte een schisma, dat voortduurde tot onder paus Pontianus (235).
Calixtus veroordeelde Sabellius die het reële onderscheid loochende der drie goddelijke personen; nooit sprak hij een veroordeling uit tegen Hippolytus, die in de strijd tegen Sabellius zelf subordinatiaans leerde. Allerwaarschijnlijkst, ofschoon sommigen het ontkennen, is het zgn. edict van Calixtus, dat door Tertullianus (De pudicitia, C. 21) bestreden werd, werkelijk de verzachting in de boetepractijk waarover Hippolytus spreekt in zijn Philosophumena: ook de grote zonde van ontucht kan en mag door de Kerk vergeven worden. Een legende der 7de eeuw vereert hem als martelaar. Feest 14 Oct.
Lit.: J. Döllinger, H. und Kallistus (Regensburg 1853); A. d’Ales, L’édit de Calixte, étude sur les origines de la Pénitence chrétienne (Paris 1914); Franses, Das „Edictum Callisti” in der neueren Forschung. (Art. in Studia Cath., 1924-25, blz. 248-259); Gal tier, Le véritable édit de Calliste (Art. in Revue d’hist. Ecclés., 1927, blz. 465-488; 1928, blz. 41-51); W. Kohier, Zum Toleranzedikt des röm.
Bischofs C. (Zeitschr. f. Kirchengesch. Bd 61, 1942).
Calixtus II
gest. 13/14 Dec. 1124, tevoren Guido, zoon van graaf Willem van Bourgondië, aartsbisschop van Vienne (1088) en legaat in Frankrijk (1106), bestreed het investituurprivilegie door Hendrik V van paus Paschalis I afgeperst; nam deel aan het Concilie van Vienne (1112), waar de lekeninvestituur als dwaling veroordeeld en de keizer geëxcommuniceerd werd. Hij werd 2 Febr. ii 19 te Cluny door de kardinalen, die met paus Gelasius II Rome verlaten hadden, tot paus gekozen; keerde in 1120 naar Rome terug en dwong de tegenpaus Gregorius VIII afstand te doen. Zijn eerste bekommernis was de vrede te herstellen met de Duitse keizer. Ondertussen waren onder invloed van Ivo van Chartres helderder opvattingen ontstaan omtrent het investituurvraagstuk; men onderscheidde de geestelijke van de wereldlijke investituur.
Door het Concordaat van Worms (1122) deed Hendrik V afstand van de investituur met staf en ring en beloofde vrijheid bij de keuze der bisschoppen; de gekozene ontvangt echter van de keizer de investituur met de scepter en de van het rijk afkomstige goederen. Dit concordaat, de roem van Calixtus’ pontificaat, werd op het Lateraans Concilie van 1123 afgekondigd.
Lit.: U. Robert, Bullaire du pape Calixte II (Paris 1891); Idem, Histoire du pape Calixte II (Paris 1891); Héfélé-Leclercq, Histoire des Conciles, t. V. (1913), blz. 568 e.v.
Calixtus, tevoren abt van Struma, werd door schismatieke kardinalen onder invloed van Frederik Barbarossa bij de dood van Paschalis III tot tegenpaus gekozen (1168). Bij de vrede van Venetië (1177) tussen Frederik en de rechtmatige paus Alexander III, trok Calixtus zich terug in de abdij van Benevento. Tegenpaus zonder betekenis.
Calixtus III
tevoren Alfonso Borja (Jativa bij Valencia 31 Dec. 1378 - 6 Aug. 1458), stamde uit het Catalonisch adellijk geslacht der Borja, werd professor van kerkelijk recht te Lérida, bewerkte de vereniging van Spanje met Rome. Hierom door paus Eugenius IV tot kardinaal verheven (1444), verbleef hij aan het pauselijk hof, geacht om zijn rechtschapenheid en eerlijkheid. Zijn kort pontificaat (8 Apr. 1455 - 6 Aug. 1458) is geheel besteed aan de herovering van Constantinopel en het afweren van het oprukkende Turkse leger op het Balkanschiereiland; doch hij ondervond bij koningen en vorsten slechts onverschilligheid en tegenkanting. Dank zij de Franciscaan H.
Joannes Capistrano, de kruistochtprediker en het beleid van de dappere Hunyadi, behaalde hij een schitterende overwinning bij Belgrado in Juli 1456. Wegens onenigheden werd deze overwinning door de Westerse vorsten niet genoegzaam benut. Zelf rustte hij een vloot uit, die onder bevel van kardinaal Scarampo een overwinning behaalde bij Metelino (1457). Opgaande in de kruistochten, stond hij onverschillig ten opzichte van de Renaissance.
De te ver gaande begunstiging van onwaardige familieleden, waaronder de 26-jarige zedeloze Rodrigo, de latere paus Alexander VI, werpt een schaduw op zijn verdienstelijk pontificaat.
PROF. DR F. RAEYMAEKERS O.CAP.
Lit.: L. Pastor, Gesch. d. Päpste seit dem Ausgang d. Mittelalters (t.
I (1925)5 blz. 653-794); Hefele-Leclerq, Histoire des Conciles, t. VII (1913), blz. 1253.