Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Basiliek

betekenis & definitie

of basilica (van het Gr. paoïkevg, basileus, koning), was bij de Grieken de naam voor de koninklijke hal, bij de Romeinen voor een markt-, beurs- of (het meest gebruikelijk) rechtsgebouw. De rechters zaten in een halfronde, verhoogde ruimte (tribune).

Er is een tribunaal (ook absis geheten), met de hoofdzetel (exedra) en een grote, hoge ruimte, die afgescheiden is van de lager afgedekte zijgalerijen door een rij kolommen. Deze zijgalerijen bedragen ongeveer een derde van de breedte der middenruimte, die een bovenverlichting had. Dergelijke, onderling toch nog vrij veel verschillende bouwwerken bevonden zich te Rome en in de Romeinse provincies. Van de Romeinse basilicae zijn te noemen: Basilica Sempronia (170 v. Chr.), Basilica Ulpia (ca 112 v. Chr.), Basilica Porcia (184 v.

Chr.), Basilica Aemilia (78 v. Chr., na een brand door keizer Augustus hersteld en vergroot), Basilica Julia (door Julius Caesar in 54 v. Chr. begonnen, door Augustus voltooid), Basilica van Constantijn (door Maxentius begin 4de eeuw gebouwd), Basilica Trajana (4de eeuw n. Chr.). De middenbeuk der Constantijns-basiliek is ongeveer 25 m breed en werd door drie kruisgewelven afgedekt, de zijbeuken hadden een overwelving van drie tongewelven. Onder de bekendste basilicae in de provincie rekent men die van Pompei (2de eeuw v.

Chr., met bepleisterde baksteenzuilen in Ionische, en tufstenen pilasters in Korinthische stijl). Ook in de paleizen en de huizen der aanzienlijken vond men als basilieken gebouwde zalen (o.a. in Domitianus’ paleis op de Palatijn, Rome).Over de oorsprong van de Christelijke basiliek zijn meer hypothesen opgesteld; de meest bevredigende is die, welke er een eigen schepping in. ziet, waarbij de Christenen elementen van de Romeinse basiliek overnamen, die zich aan het einde van de 2de of het begin van de 3de eeuw tot een nieuw geheel ontwikkelden. Deze Latijnse basiliek bestaat meestal uit 3, soms uit 5 beuken; de middelste rijst hoger op dan en is gewoonlijk 3 maal zo breed als de beuken afzonderlijk. Bovenin bevat zij lichtopeningen, meestal door transparante albast- of marmerplaten afgesloten. De middenbeuk is door zuilen van de zijbeuken gescheiden, die meestal door rondbogen, zelden door architraven zijn verbonden. Bij uitzondering — zoals te Rome: S. Agnese, S.

Lorenzo fuori le mura en SS. Nereo ed Acbilleo — is er nog een bovengalerij. De afdekking is een bekapping of een cassetten-plafond. Achterin op een verhoging in een meestal halfronde absis, gewoonlijk door een mozaïek opgesierd, bevindt zich de bisschopszetel en daarvóór het altaar. Een triomfboog vormt de afscheiding met het in de meeste gevallen lager gelegen schip. Soms is tussen absis en schip een dwarsbouw met absidiale afsluitingen aangebracht — het transept.

Dikwijls gaat aan de in W.-O. richting geplaatste bouw een vierkant atrium, bestaande uit vier zuilengangen, rond een hof, vooraf met van de 5de eeuw af in het midden een fontein. In alle geval ontbreekt nooit de zuilengang vóór de kerkgevel, de narthex. Een vierkante of ronde campanile (later als klokketoren gebezigd) verschijnt eerst in de 5de eeuw en werd overgenomen uit Syrië: fraaie voorbeelden te Rome en te Ravenna. Het muurvlak boven de narthex is veelal versierd en bevat gewoonlijk drie lichtopeningen. De voornaamste basilieken zijn: te Rome: S. Paolo (alleen het koorgedeelte is nog oorspronkelijk, einde 4de eeuw), S.

Pudenziana (einde 4de eeuw), S. Maria Maggiore (4de en 5de eeuw), S. Lorenzo fuori Ie mura (begin 5de eeuw en 6de eeuw, zwaar beschadigd in Wereldoorlog II, 1944), S. Sabina (eerste helft 5de eeuw), S. Clemente (benedenkerk 4de eeuw; titelkerk van Johannes kard. de Jong sinds 1946), S. Maria in Cosmedin (6de eeuw, vergroot in de 8ste eeuw), SS.

Cosma e Damiano (6de eeuw, uit resten van antieke bouwwerken), Quattro Coronati (7de eeuw, in de 12de eeuw nagenoeg geheel vernieuwd), S. Agnese fuori le mura (7de eeuw). Van andere, oorspronkelijk uit de 4de of 5de eeuw (o.a. S. Giovanni in Laterano, S. Croce) is door talrijke verbouwingen, vooral in de perioden van Renaissance en Barok, zelfs van het grondplan weinig meer terug te vinden; —- te Ravenna: S.

Agata (5de eeuw), S. Giovanni Evangelista (id.), S. Francesco (latere benaming; id.), S. Apollinare Nuovo (6de eeuw), S. Apollinare in Classe (id.); te Napels: S. Restituta (4de eeuw, van den beginne af 5-beukig); in Milaan: S.

Ambrogio (4de en 9de eeuw'), S. Nazario (einde 4de eeuw); in Noord-Afrika: Orléansville: basiliek van S. Reparatus (6de eeuw?, 5-beukig); Garthago: Damus el Karita en Basilica Majorum. Van de eens zo talrijke basilieken in Istanboel bleef niets meer bewaard.

Een genre op zichzelf vormen de Kleinaziatische basilieken (Syrië, Isaurië en Armenië): naast de algemene basilicale elementen (beuken, narthex, vaak door pijlers in plaats van zuilen gesteund, halfronde absis) zijn hier op te merken: een rijk ontwikkelde van torens voorziene westgevel (o.a. basiliek van Toermanin) met voorhof of voorhal, vensters en vaak deuren in de buitenste zijbeuken en de muren van het presbyterium of koor, afsluiting met drie absiden in het O. (klaverblad-vormig), sterker uitgebouwd transept (waardoor meer geprononceerde kruisvorm van het grondplan), veelvuldig voorkomen van galerijen boven de zijbeuken, en tongewelven boven schip en zijbeuken, later ook koepelvormige overwelving.

Men meent, dat juist deze bouwwerken een blijvende invloed op de Romaanse bouwkunst hebben uitgeoefend en het latere basilicale kerktype hebben helpen vormen. De Latijnse basiliekvorm heeft zich tot aan en naast de Romaanse stijl gehandhaafd; tegen het einde der 6de eeuw brengen dan Oosterse en Germaanse invloeden het nieuwe, naderhand door Cluny zeer bevorderde en met het Latijnse basiliekplan toch steeds nog verwante kerktype.

In liturgische zin betekent „basilica” een R.K. kerkgebouw, dat om bijzondere reden (oudheid, veel bezocht bedevaartsoord e.a.) officieel een zekere voorrang en zekere voorrechten en eretekenen verkrijgt o.a. het „conopeum” of speciaal rood of geel fluwelen draaghemel van gouden panden en franjes voorzien, het „tintinnabulum” of de zilveren bel op draagstok, omringd met wapenschild en andere versierselen. Rome telt heden vier „meerdere basilieken”, vijf „hoofd- of patriarchale basilieken”, eertijds gelegen naast het patriarchium of residentieverblijf van Oosterse patriarchen tijdens hun bezoek aan Rome; het zijn: S. Giovanni in Laterano (voor den paus, patriarch van het Westen), S. Pieter (voor den patriarch van Constantinopel), S. Paolo fuori le mura (voor den patriarch van Alexandrie), Santa Maria Maggiore (voor den patriarch van Antiochië) en S. Lorenzo fuori le mura (voor den patriarch van Jeruzalem).

De acht „mindere basilieken” van Rome zijn: S. Croce in Gerusalemme, S. Sebastiano fuori le mura, S. Maria in Trastevere, S. Lorenzo in Damaso, Santa Maria in Cosmedin, SS. Apostoli, S.

Pietro in Vincoli en S. Maria Regina Goeli in Monte Santo. Basilicale kerken buiten Rome zijn o.a. Lourdes, Montmartre (Parijs), S. Francesco en Porziuncula in Assisi, Sant’ Antonio in Padua; in België: Koekelberg (bij Brussel), Scherpenheuvel, Berchem (Dochters van het H. Hart) enz.; in Nederland: St Jan in ’s-Hertogenbosch, Laren, Sittard (O.L.

Vrouw van het H. Hart) e.a.

DOM. A. BEEKMAN

A. INGWERSEN

DR JOHN B. KNIPRING

Lit.: Hülsen, Forum Romanum (Roma, 3 dln); I. (H. M. Leopold), II (R. Post), III (J. O. Smit) (Amsterdam z.j.); Lemaire, L’origine de la basilique latine (Bruxelles 1911); A.

Beekman, De oud-christelijke basiliek (1930); J. P. Kirsch, Die christlichen Kultusgebaude (Freiburg i. Br. 1893); L. Bréhier, Les basiliques chrétiennes (Paris 1907); G. Weise, Studiën z.

Entwicklungsgesch. d. abendl. Basilikengrundrisses (Leipzig 1921); K. Liesenberg, Der Einfluss d. Liturgie auf d. frühchristl. Basilik (Strassburg 1928); Ch. Hülsen, Le Ghiese di Roma (Firenze 1927); A.

Frothingham, The Monuments of Christian Rome (New York 1908); M. de Vogiïé, Syrië centrale. Architecture civile et religieuse, 2 dln (Paris 1865-1877); Publications of the Princeton University Archaeological Expeditions to Syria (Princeton U.S.A. 1909). Voor basilieken in liturg, zin: A. Croegaert, Uitgewerkte plannen voor sermoenen en lessen over het H. Misoffer I (Averbode 1933), 220 vlg.

< >