(Asia Minor, z kaarten van Azië en Turkije), door de Romeinen in de 5de eeuw v. Chr. voor het eerst zo genoemd.
In de Middeleeuwen en thans ook, hoewel men dan meer in het bijzonder de westelijke hoogvlakte bedoelt, Anatolië genaamd (Turks: Anadoly = land van de opkomende zon) en bij de kooplieden (in het bijzonder de westkusten) als de Levant bekend (= zonsopkomst, het Oosten). Het gebied vormt een groot schiereiland van Azië, tussen 36° en 42° N.Br. en tussen 26° en 420 O.L. v. Gr., begrensd door de Middellandse Zee, de Aegeïsche Zee, de Zee van Marmora en de Zwarte Zee. Samen met de districten van Thracië en Istanboel in het W., in Europa, en het Armeense bergland in het O., vormt Klein-Azië de tegenwoordige Turkse Republiek (z Turkije). In het O. is er echter geen natuurlijke grens, bepaalde lijnen worden daar geheel willekeurig als afscheiding genoemd. Het land, dat staatkundig, noch ethnografisch één geheel vormde, had in de Oudheid geen eigennaam. Thans is Klein-Azië identiek met Turkije.Geschiedenis.
Naar wij moeten aannemen, was de oorspronkelijke bevolking van Klein-Azië verwant met de oudste ons bekende bewoners van Griekenland. De Cariërs, Lyciërs, Lydiërs, Ciliciërs, Pisidiërs en de Proto-Chattiërs (het kernvolk van de Hethieten) in Klein-Azië moeten tot deze oudste bevolking worden gerekend. Tussen 3000 en 2000 v. Chr. zijn uit het O. Semietische Assyriërs in Klein-Azië binnengedrongen en uit het W. over de zeeëngten volkeren, die een Indo-Germaanse taal spraken, de voorouders van de latere Hethieten. Ten gevolge van de volksverhuizingen ca 1200 v. Chr. is het rijk van de Hethieten te gronde gegaan en hadden grote veranderingen in de toestand van Klein-Azië plaats. De westkust werd bezet door Griekse stammen, die over de eilanden van de Aegeïsche Zee daarheen kwamen, Aeoliërs, Ioniërs en Doriërs. Uit het Balkanschiereiland drongen Thraciërs binnen, de voorvaders van de Bithyniërs en Phrygiërs, langs de Kaukasus de voorvaders van de Cappadociërs. Ook Armenië kreeg in die tijd nieuwe elementen voor de bevolking. Omstreeks 700 v. Chr. heeft de toestand zich enigszins geconsolideerd door de vorming van het Lydische rijk in het centrum, ten W. van de Halys; de hoofdstad werd Sardis. Dit rijk is evenwel ca 550 v. Chr. veroverd door de Perzische koning Cyrus; sedert die tijd behoorde Klein-Azië tot het Perzische rijk. Ook aan de vrijwel onafhankelijke positie van de Griekse steden aan de westkust is een einde gemaakt na de Ionische opstand in het begin van de 5de eeuw v. Chr. Deze steden zijn evenwel na de nederlagen van de Perzen tegen de Grieken in 479 weder bevrijd en zij maakten tot 404 v. Chr. deel uit van de Attisch-Delische zeehond. Door de vrede van Antalkidas in 387 v. Chr. moesten zij evenwel wederom de Perzische opperheerschappij erkennen. Sedert de tocht van Alexander de Grote (334 v. Chr.) behoorde Klein-Azië tot het Macedonische wereldrijk en later tot de rijken van de opvolgers van Alexander de Grote, de Diadochen. In Klein-Azië had vooral het rijk van Pergamon betekenis (sedert 280 v. Chr.), totdat het onder de macht van Rome kwam (133 v. Chr.). Een belangrijke verandering had intussen de inval van de Keltische Galaten uit het N.W. in 278 v. Chr. veroorzaakt. Sedert dien vormden zij een lastig element in het land. De Romeinen hebben zich voor Klein- Azië geïnteresseerd sedert het begin van de 2de eeuw v. Chr. en er door de annexatie van het rijk van Pergamon ook vaste voet gekregen. Uit dit rijk werd de Romeinse provincie Asia gevormd. De naam Asia minor voor het gebied, dat wij Klein-Azië noemen, is eerst veel later in gebruik gekomen. De laatste inheemse vorst, die getracht heeft de eenheid en zelfstandigheid van het land tegenover Rome te handhaven, was Mithradates VI Eupator van Pontos (gest. in 63 v. Chr.). Onder het Romeinse keizerrijk beleefde Klein-Azië een periode van bloei en welvaart. Het behield ook onder het Byzantijnse rijk een grote betekenis. In de 11de eeuw is het veroverd door de Seldsjoeken en in de 16de eeuw door de Osmaanse Turken. Sedert 1923 vormt Klein-Azië het voornaamste deel van de Turkse republiek met de hoofdstad Ankara.
PROF. DR A. W. BYVANCK
Lit.: W. Ramsay, The Historical Geography of Asia Minor (London 1890); G. Dieterich, Hellenism in Asia Minor (1918); L. Maccas, L’hellénisme de l’Asie Mineure (1919) ; Le caractère grec de l’Asie Mineure (Nancy 1919); P. Giles, The Peoples of A. M. (1924, The Cambridge Ancient History, 2); S. Ximenez, A. M. in Ruins (1926); Monumenta Asiae minoris antiqua, ed. W. M. Calder e.a., 6 dln (1928-1939); D. Magie, The Roman Rule of Asia Minor to the End of the 3rd Century after Christ, 2 dln (Princeton i950-’5i).