hoogleraar in de Hebreeuwse taal aan de academie te Franeker (Franeker 13 Oct. 1593 - 9 Nov. 1629). Door den beroemden Drusius onderwezen, onderscheidde hij zich weldra door een uitgebreide en grondige kennis van de Oosterse talen.
In 1661 werd hij tot buitengewoon en twee jaren later tot gewoon hoogleraar te Franeker benoemd. Vruchteloos waren de pogingen, om hem, als plaatsvervanger van Erpinius, aan de Leidse universiteit te verbinden.