Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Karel Lodewijk LEDEGANCK

betekenis & definitie

Vlaams dichter (Eeklo 9 Nov. 1805 - Gent 19 Mrt 1847), zoon van een onderwijzer, „spoeler” in een linnenweverij, daarna hulpklerk op het stadhuis te Eeklo, studeerde te Gent, dank zij de steun o.a. van de dichter K. Vervier, promoveerde in de rechten ('835), werd vrederechter te Kaprijk, daarna te Zomergem, in 1840 lid van de Provinciale Raad van Oost-Vlaanderen, in 1842 provinciaal inspecteur van het lager onderwijs.

Hij vertaalde de „Code Civil” (1841 vlg.).In de rederijkerstraditie opgegroeid en herhaaldelijk in dichtprijskampen bekroond, werd hij spoedig aangetrokken door de poëzie van Lamartine, Byron, Schiller en Hugo, van wie hij keurige vertalingen leverde. Hij ontwikkelde zich tot een romantisch dichter, die het gevoel als de bron van de poëzie beschouwde en de rederijkersopvattingen overwon, alhoewel hij er in zijn betrekkelijk korte letterkundige carrière niet in slaagde zich geheel uit hun greep te bevrijden. Sterker door een bewuste vormwil bezield dan zijn tijdgenoten, werd hij de eerste dichter van zijn generatie. Zijn verhalend werk is ongenietbaar, maar zijn bespiegelende, elegische gedichten (Het Klavier, 1836; Het graf myner moeder, 1839; De Boekweit, 1844) treffen door hun zuivere harmonie en zijn poëtische trilogie op Gent, Brugge en Antwerpen, De Drie Zustersteden, „het dichterlijk evangelie van de Vlaamse Beweging” (Max Rooses), wel is waar niet volkomen gaaf, is om haar krachtig rhythme en haar monumentaliteit met en naast Conscience’s „Leeuw van Vlaanderen” de merkwaardigste uiting van de nationale romantiek in Vlaanderen.

DR R. F. LISSENS

Bibl.: Bloemen myner Lente (Gent 1839); Het Burgslot van Zomergem (ibid. 1840); De Zinnelooze (ibid. 1842); De drie Zustersteden (ibid. 1846); Verspreide en Nagelaten Gedichten van K. L. L., ed. J. F. J. Heremans (Antwerpen 1852); Gedichten van K. L. L. meteen Levensschets des dichters door J. F. J. Heremans (Gent 1856, herhaaldelijk herdrukt); K. L. L.’s Volledige Dichtwerken (Aalst 1886, 3de uitg. 1904); Keurgedichten van K. L. L., ingeleid en toegelicht door P. de Smaele (Antwerpen 1942).

Lit.: M. Roos es, L., in: Schetsenboek (Gent 1877); J. A. Torfs, K. L. L.’s Trilogie der Drie Zustersteden (Gent 1884); Th. Coopman en L. Scharpé, Gesch. der Vlaamsche Letterkunde, blz. 100 vlg. (Antwerpen 1910); L. Willems, De bronnen van L.’s Drie Zustersteden (Hand. van hel 2de VI. Philologencongres 1913)

< >