(1) is een lijst van lexicografisch gerangschikte letterverbindingen, waaraan een bepaalde, daarachter aangegeven betekenis wordt toegekend. Zij worden veel gebruikt ter besparing van telegramkosten, omdat bijv. met een combinatie van vijf letters een volledige zin kan worden overgeseind.
Telegramcodes zijn in de handel verkrijgbaar en kunnen dus dienen in het telegrafisch verkeer, wanneer verzender en ontvanger dezelfde code bezitten. Privé-codes worden gebruikt tussen handelsrelaties en bankiers onderling, omdat die beter aangepast kunnen worden aan speciale behoeften, en ter wille van geheimhouding.Ook op ander gebied komen codes voor, bijv. cijfercodes, waarbij aan elk cijfer of combinatie van cijfers een daarbij vermelde betekenis wordt toegekend (decimaalcodes). Het in codeschrift overbrengen heet coderen, het vertalen van codeschrift in zijn betekenis heet decoderen.
(2) (Frans, van het Latijnse codex), betekent wetboek. Onder de in Frankrijk geldende grote wetboeken, de Cinq Codes, welke alle tot stand gekomen zijn in het eerste decennium van de 19de eeuw, onder Napoleon, moet, om zijn historische en juridische betekenis, in de eerste plaats genoemd worden:
1. Code Civil van 1804, inhoudende het burgerlijk recht. Daarvóór heeft Frankrijk geen wetboek van burgerlijk recht gehad. Enkele bijzondere onderwerpen waren geregeld in Koninklijke Ordonnanties, welke voor het gehele rijk golden. Maar afgezien hiervan was er geen rechtseenheid in Frankrijk, doch grote rechtsverscheidenheid: het costumiere recht verschilde van provincie tot provincie en soms zelfs van plaats tot plaats. Bovendien bestond er rechtsverwarring, doordat ook binnen één en hetzelfde rechtsgebied (gewest, stad of plaats) verschillende rechten naast elkaar golden: Romeins-, canoniek-, gewoonterecht, ordonnanties, zodat men dikwijls niet wist, waaraan men zich te houden had. Vandaar dat zich in Frankrijk al vroeg het verlangen naar rechtseenheid en rechtsvereenvoudiging openbaarde. Met de codificatie van het burgerlijk recht werd een aanvang gemaakt onder Lodewijk XV door de kanselier d’Aguesseau, die het echter niet verder gebracht heeft dan tot de vaststelling van een drietal ordonnanties betreffende schenkingen, testamenten en substituties. Met de Revolutie paarde zich aan het verlangen naar rechtseenheid en rechtsvereenvoudiging dat naar rechtsvernieuwing, daar het oude recht in vele opzichten in strijd was met de beginselen der Revolutie. Zo was reeds in 1789 één van de programmapunten der Nationale Vergadering de schepping van een système complet de législation. In 1790 beloofde de Constituante, dat er gemaakt zou worden een code général de lois simples et claires, een belofte, welke in de constituties van 1791 en 1793 herhaald is. Het ontwerpen van een burgerlijk wetboek werd opgedragen aan Cambacérès, die in 1793 een ontwerp bij de Conventie indiende. Het werd niet aangenomen; men vond het te conservatief. Latere ontwerpen van Cambacérès deelden hetzelfde lot. Eerst onder het consulaat van Napoleon zou een burgerlijk wetboek tot stand komen. Hij benoemde op 12 Aug. 1800 een commissie van vier juristen (Tronchet, Portalis, Bigot du Préameneu, Malleville), om een nieuw voorstel in te dienen. In de korte tijd van vier maanden was het ontwerp van een burgerlijk wetboek gereed. Na door alle staatslichamen te zijn onderzocht en hier en daar gewijzigd, werd het bij een wet van 30 Ventôse an XII (21 Mrt 1804) vastgesteld als Code Civil des Français. Napoleon zelf had in de totstandkoming een belangrijk aandeel: door zijn organiserend genie had hij haar krachtig bevorderd, in welke mate hij invloed heeft gehad op de inhoud is een betwiste vraag. In 1807 werd de naam gewijzigd in Code Napoléon, in 1814 en weer in 1830 werd de oorspronkelijke naam hersteld, maar een besluit van 27 Mrt 1852 veranderde die weer in Code Napoléon. Ofschoon dit besluit nimmer is herroepen of afgeschaft, is het sedert 1870 gebruik geworden weer van Code Civil te spreken
Bronnen van de Code zijn: het Romeinse recht, vnl. zoals men dat vond in de werken van Pothier (1699-1772), het Franse gewoonterecht, de Koninklijke Ordonnanties, het Canonieke recht (voor het huwelijk) en de wetten van de Revolutie-tijd. „De waarde van de Code kan moeilijk hoog genoeg worden aangeslagen. Wat de stijl betreft, is het wetboek in de rechtsgeschiedenis zeker niet overtroffen. De Code schiep een wetsstijl” (Paul Scholten). Naar hij zelf zegt (Corresp. inédite II, blz. 275, 297) placht Stendhal elke morgen voor hij zich aan het schrijven zette, enige tijd in de Code Civil te lezen en Napoleon verklaarde op St Helena: „Ma vraie gloire n’est pas d’avoir gagné quarante batailles; Waterloo effacera le souvenir de tant de victoires.
Ce que rien n’effacera, ce qui vivra éternellement, c’est mon Code” (Montholon, I, blz. 401).
De Code houdt het juiste midden tussen te grote uitvoerigheid en te grote beknoptheid en tevens bracht het tijdstip van zijn totstandkoming mee dat hij zowel te sterke révolutionnaire vernieuwing als te zeer vasthouden aan de oude rechtstraditie wist te vermijden, terwijl hij de mogelijkheid open liet voor verdere ontwikkeling door de rechtspraak. Terecht is hij gekarakteriseerd als „une oeuvre de juste milieu juridique”.
Het wetboek van Napoleon heeft in Europa en zelfs daarbuiten zeer grote invloed uitgeoefend. In de landen, door hem onderworpen, kondigde hij de Franse wetgeving af. En het beste bewijs voor de uitnemende hoedanigheden van dit wetboek is het feit, dat het zich in verschillende landen ook na Napoleon’s val min of meer gewijzigd heeft gehandhaafd. Zo ook in Nederland.
De Code Civil heeft hier gegolden tot 1838, en het Nederlands Burgerlijk Wetboek, dat toen werd ingevoerd, is er grotendeels een vertaling van.
2. Code de procédure civile, het wetboek van burgerlijk procesrecht, in werking getreden i Jan. 1807.
3. Code de commerce, het wetboek van koophandel, in werking getreden 1 Jan. 1808.
4. Code d’instruction criminelle, het wetboek van strafprocesrecht, in werking getreden i Jan. 1811.
5. Code pénal (z hierna), het wetboek van strafrecht, in werking getreden 1 Jan. 1811.
Lit.: J. van Kan, Les Efforts de Codification en France (Paris 1929); Marcel Planiol, Traité élém. de Droit Civil t. I. Introduction; Fenet, Recueil complet des travaux préparatoires (18271828) in 15 dln; Locré, Législation Civile, Commerciale et Criminelle de la France, 31 dln (1827-1832); Livre du Centenaire du Code Civil, 2 dln (1904); E. Gaudemet, L’interprétation du C.
C. en France depuis 1804 (Bâle 1935); Louis Josserand, Le C. C. et ses destinées; in: Evolutions et Actualités (1936) ; E. Jac, Bonaparte et le C. G. (1898) ; R.
Savatier, L’art de faire des lois: Bonap. et le C. C. (1927); Pierre Villeneuve de Janti, Bonap. et le C. C., diss. (1934).
Code Pénal.
Spoedig na de Revolutie — ca 1791 — is men in Frankrijk overgegaan tot codificatie van het strafrecht en gold op dit gebied een wetstelsel, dat de voorloper was van de Code Pénal.
De Code Pénal van 1810, tot stand gekomen onder het keizerrijk, muntte uit door eenvoud van stelsel en heldere terminologie, en gold van i Jan. 1811 in Frankrijk als het Wetboek van Strafrecht.
Na de inlijving van het koninkrijk Holland bij Frankrijk krachtens Keizerlijk Decreet van 9 Juli 1810, werd in 1811 geleidelijk de Code Pénal ook in Nederland als Strafwetboek ingevoerd, voorzien van een Nederlandse vertaling, welke echter vele fouten bevatte. Bepaald was hierbij, dat in geval van twijfel slechts op grond van de Franse tekst mocht worden beslist. De Code Pénal heeft jarenlang in Nederland als Strafwetboek gegolden, want na het herstel van Nederland bepaalde koning Willem I bij Souverein Besluit van 11 Dec. 1813, Stbl. no 10, dat deze wet gehandhaafd bleef „bij provisie en totdat daaromtrent nader zal zijn voorzien”. Er werden echter onmiddellijk belangrijke wijzigingen aangebracht, vnl. in het strafstelsel en de straftoemeting, welke zeer streng waren en in de eerste plaats afschrikking ten doel hadden.
Zo verdwenen de algemene verbeurdverklaring van goederen en de dwangarbeid.
Van 1827 af zijn tal van pogingen gedaan te komen tot samenstelling van een nationaal wetboek. Deze zijn herhaaldelijk mislukt (z strafrecht). Eerst in 1881 kwam de wet tot vaststelling van een Wetboek van Strafrecht tot stand (3 Mrt 1881, Stbl. no 35). Zij trad 1 Sept. 1886 in werking en geldt tot heden.
Hoewel de Code Pénal in Nederland dus 75 jaar gegolden heeft, en ten gevolge daarvan de Franse wetenschap en rechtspraak al die jaren haar invloed op de Nederlandse strafrechtspractijk hebben doen gevoelen, mag niet uit het oog worden verloren, dat in dat tijdsverloop de Code Pénal herhaaldelijk gewijzigd is en menigmaal wel zo ingrijpend, dat het een stelselloos wetboek was geworden. In de 19de eeuw ontwikkelden de opvattingen omtrent het strafrecht en de wijze van straffen zich sterk. De vele wijzigingswetten leggen daarvan getuigenis af.
De wet van 29 Juni 1854, Stbl. no 102 brak geheel met het stelsel van de Code Pénal. Nadat reeds in 1851 de eenzame opsluiting, het zgn. cellulaire gevangenisstelsel, was ingevoerd, schafte deze wet van 1854 de straffen van brandmerken, geselen en ten toon stellen op een schavot af. In 1870 volgde de afschaffing van de doodstraf. Bovendien werd in Nederland de codificatie van de Code Pénal aangevuld met tal van wetten, welke een gevolg waren van de zich in de loop der jaren voltrekkende veranderingen in het maatschappelijk leven, zoals de verbodsbepalingen betreffende bankbreuk van kooplieden (1837), die betrekkelijk het veroorzaken van gevaar voor spoortreinen, bepalingen betrekkelijk valsheid in fabrieks- en handelsmerken (1880) e.a.
Eerst in 1886 kwam een einde aan deze toestand, welke prof. mr G. A. van Hamel eens karakteriseerde als „noch nationaal, noch een codificatie, — op de hoogte noch van de volksovertuiging, noch van de wetenschap.”
Lit.: A. J. van Deinse, De alg. beginselen van strafrecht enz., 2de dr. (Middelburg 1860); M. Schooneveld P. Jz., Het Wetb. v.
Strafrecht (G.P.) met aantek., 4de uitg. bewerkt door G. A. van Hamel en T. J. Noyon (1876, 1887).