Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

John LAIRD

betekenis & definitie

Brits wijsgeer (Durris, Kincardineshire, 17 Mei 1887 - Aberdeen 1946), was professor in de filosofie aan de Dalhousie universiteit (1912), in de logica en metaphysica aan de universiteit van Belfast (1913-’24), sedert 1924 in de filosofie van de moraal te Aberdeen. Laird behoorde tot de neorealisten.

Zijn leer, een voortzetting van die van G. E. Moore en van S. Alexander, is echter sterker aan de traditie gebonden, met name aan de wijsbegeerte van J. Locke, D. Hume en Th. Reid.Hij stelt het probleem van de zintuiglijke waarneming voorop en tracht aan de hand daarvan zijn verdere inzichten te ontwikkelen. Bij het in zich opnemen van een voorwerp komt de mens boven de enge band van zijn bewustzijn uit en „bevat” een transcendente werkelijkheid. Laird legt — naar het voorbeeld der realisten — de nadruk op het onmiddellijke van het bevatten van uiterlijke voorwerpen. Waarnemen is het zich gewaarworden van een zintuiglijk waarneembaar complex, hetwelk onmiddellijk voor de geest komt. Dit complex bestaat uit zintuiglijk gegeven tekens en uit tekens die betekenisdrager zijn. Beide tekens zijn nauw aan elkaar verbonden. Deze theorie van de waarneming leidt bij Laird tot naïef realisme — aan de „common sense” wordt grote betekenis voor de wijsbegeerte gehecht. Op analoge wijze tracht Laird een theorie van de geest en een axiologie op te stellen. Gebrek aan systematiek benevens een overvloed aan bijkomstigheden leidt evenwel vaak tot een verwatering der problemen.

Bibl.: Problems of the Self (1917); A Study in Realism (1920); How our Minds may go beyond themselves in their Knowing (1924); Our Minds and our Bodies (1925); A Study in Moral Theory (1926); Modem Problems in Philosophy (1928); The Idea of Value (1929); Knowledge, Belief and Opinion (1930); Morals and Western Religion (1931); Hume’s Philosophy of Human Nature (1932); Hobbes (1934); An Inquiry into Moral Notions (i935); Recent Philosophy (1936); Theism and Cosmology (1940) i The Limits of Speculative Humanism (1940); Mind and Deity (1941); The Device of Government, an Essay on Civil Polity (1944); Philosophical Incursions into English Literature (1946).

Lit.: Proc. Brit. Acad, dl 32 (1946).

< >