(1, der dierkunde) houdt zich bezig met de rangschikking der dieren in een systeem. Zulk een systeem, zoals het tegenwoordig vrij algemeen wordt aangenomen, is onder dierenrijk gegeven.
Men verenigt de soorten (species) in geslachten (genera), de geslachten in families (familiae, enkelv. familia), de families in orden (ordines, enkelv. ordo), deze in klassen (classes, enkelv. classis) en ten slotte in stammen (phyla, enkelv. phylum). Zo nodig voegt men hier nog andere categorieën tussen: divisio tussen rijk en stam, cladus of kring tussen stam en klasse, cohort tussen klasse en orde, tribus tussen familie en genus enz. Verder kan men de categorieën nog onderverdelen in superordines, subordines, infraordines, in superfamiliae, onderfamilies of subfamiliae, supergenera, onder- of subgenera enz.Men vormt de namen der categorieën door een bepaalde, voor iedere categorie verschillende, uitgang te plaatsen achter een typische naam, bijv.: geslacht Rhinoceros, subfamilie Rhinocerotinae, familie Rkinocerotidae, Superfamilie Rhinocerotoidea, Suborde Ceralomorpha, Orde Perissodactyla, Superorde Mesaxonia, Cohort Ferungulata, Infraklasse Eutheria, Subklasse Theria, Klasse Mammalia. Terwijl men in de Oudheid de termen species en genus willekeurig en in min of meer populaire zin gebruikte (de ideeënleer van Plato kende reeds een hiërarchie der categorieën), was het Linnaeus, die voor het eerst consequent een hiërarchische systematiek toepaste in het planten- en dierenrijk (hoewel natuurlijk enkele van zijn directe voorgangers de tijd hiervoor reeds „rijp” maakten). Voor die tijd had men óf een strikt alphabetische volgorde gevolgd bij een overzicht van het dierenrijk, óf alleen grotere groepen als lucht-, land- en waterdieren, of viervoeters, vogels, vissen, weekdieren, schaaldieren, insecten onderscheiden (het laatste in navolging van Aristoteles, die echter geen systeem gaf).
Reeds Linnaeus wees er op, dat men in het systeem de natuurlijke verwantschap tot uitdrukking moet brengen, dat dit echter practisch niet altijd mogelijk is, zodat men dan soms voorlopig een kunstmatige indeling moet maken. Deze verwantschap wordt sedert Darwin gezien als een gevolg van werkelijke afstamming (z evolutie), zodat men thans poogt zoveel mogelijk de natuurlijke stamboom uit te drukken in het systeem.
Dit is wel eens moeilijk, omdat men, als men alle dieren van één ontwikkelingslijn wil samenvoegen, vaak niet weet waar de nog slechts weinig gedifferentieerde vormen, aan de oorsprong der verschillende lijnen, thuis horen. Men maakt bij de studie der verwantschap gebruik van anatomische, ontogenetische, physiologische, biologische en psychologische kenmerken.
Een grote moeilijkheid in de systematiek is de omgrenzing der soorten, vooral bij de zeldzamere en bij de moeilijk te kweken vormen. Heel vaak worden dan ook soorten naderhand verenigd of gesplitst. Linnaeus voerde in de systematiek de binaire nomenclatuur in (.z soort en nomenclatuur). De modernste systematiek gebruikt meestal reeds de trinaire nomenclatuur, waarbij een reeks „soorten” (rassen of variëteiten), die elkaar in opvolgende gebieden vervangen, tot één soort verenigd worden. Zo komt de huismus voor in een reeks vormen, die men noemt: Passer domesticus domesticus (West- en Midden-Europa), P. d. italiae (Noord-Italië), P. d. brutius (Zuid-Italië), P. d. arrigonii (Sardinië) en P. d. hispaniolensis (Spanje).
Systematische categorieën
in de dierkunde zijn de indelingsgroepen waarin de systematiek de dierenwereld tot een systeem rangschikt.
Terwijl vroeger het begrip soort (species) in zeer ruime en wisselende zin werd gebruikt, is er sedert Linnaeus een algemeen aangenomen hiërarchie van categorieën, waarvan het begrip soort de centrale categorie is. Naar boven gebruikt men achtereenvolgens geslacht (genus), familie, orde, klasse, stam (phylum). Al naar de behoeften van het systeem, dat enigszins uitdrukking poogt te geven aan de onderlinge verwantschap, voegt men hier boven en hier onder categorieën in, als aangegeven in het artikel systematiek (i).
PROF. DR H. ENGEL
(2, der plantkunde). Hiervoor geldt in hoofdzaak hetzelfde als voor de dierkunde (z echter nomenclatuur en plantensystematiek).