is een stad in het Noordierse graafschap Antrim, aan het einde van de Carrickfergusbaai (Belfast Lough), bij de uitmonding van de Lagan. Hier bouwde in 1177 John de Courcy, een Normandiër, een fort; dit, mèt de huizen, die zich er omheen hadden genesteld, werd in 1316 door Edward Bruce verwoest.
Het bleef een vissersdorp tot in de 16de eeuw, practisch meestal onder het bestuur van de familie O’Neill. Na door Sir Thomas Smith, een gunsteling van koningin Elisabeth, veroverd te zijn (1571), en vooral na CromwelPs brandschattend bezoek aan Ierland, werd het grotendeels met Schotse kolonisten bevolkt, doch was omtrent 1650 weinig meer dan een vestingachtig oord (ong. 120 huizen), dat toch speciale stadsprivileges genoot, die, eens onttrokken, in 1690 door koning-stadhouder Willem III werden gerestitueerd. In 1785 telde het nog slechts 8550 bewoners. In 1888 werd Belfast „city” en in 1898 hoofdstad van Antrim. De i6de-eeuwse kolonisatie bracht er vele Protestanten en de overgang van de daar reeds woonachtige Ieren naar deze belijdenis was groter dan in de rest van Erin, met het gevolg, dat sinds de vorige eeuw alle grote Protestantse manifestaties van Belfast uitgingen en het nog steeds beschouwd wordt als een centrum van het Protestantisme in Ierland.In de benedenstad zetelt de handel en zijn de dokken. In het Z. ligt de nieuwe voorstad Malone; in het N.W. is de drukbebouwde fabriekswijk, er is vooral 1 innenindustrie, waaraan Belfast grotendeels zijn opkomst dankt, door deze over heel Ierland verbreide huisnijverheid te bundelen onder invloed der machines (19de eeuw). Schotse industriëlen begonnen er in 1791 met scheepsbouw (vooral grote zeeschepen). Er zijn ijzergieterijen, machinefabrieken, fabrieken van landbouwwerktuigen, schoenfabrieken, tabaksfabrieken, chemische fabrieken, brouwerijen en branderijen. De sinds 1882 verbeterde haven is gunstig voor de ontwikkeling van scheepvaartwerken en visserij. Er is invoer van vlas, linnen garens, graan, steenkolen, staal, petroleum, hout en suiker.
Architectuur en monumenten getuigen van de snelle groei der stad in de vorige eeuw. Het in 1849 gebouwde Queen’s College, groeide in 1909 uit tot Universiteit (met bijna 2000 studenten), voorts is er een Methodistisch College (1868) en het theologisch zeer belangrijk Presbyteriaans College (sinds 1853). Uit dezelfde tijd stamt de kathedraal. Uit deze eeuw stammen Gerechtshof (1933) en de meeste andere openbare gebouwen, waarvan het in 1931 in de voorstad Stormont gebouwde Parlement (neo-classicistische stijl) om zijn fraaie ligging bijzondere vermelding verdient. De stad is beroemd om haar weids aangelegde parken.
Eind Nov. 1947 bezat Belfast ruim 500 000 inw. In 1941 had het Parlementsgebouw nog al van de Duitse luchtaanvallen te lijden; verder werden 56 622 huizen getroffen, waarvan 3200 totaal werden verwoest.