(1) term, het eerst door Jung gebruikt, die in de dieptepsychologie veel wordt gebezigd. Jung definieert het begrip als volgt: „Wat er ook in de donkere ondergronden van de psyche zich moge afspelen — zoals bekend is bestaan daarover vele meningen — één ding staat wel vast, dat het in de eerste plaats met affect beladen inhouden zijn, zgn. complexen, die min of meer autonoom zijn.
Men heeft zich aan de uitdrukking „autonome complexen” reeds menigmaal gestoten, echter ten onrechte. De werkzame inhouden van het onbewuste immers tonen inderdaad een gedrag, dat ik niet anders zou kunnen aangeven dan met het woord „autonoom” waarmede hun vermogen, weerstand te bieden aan de intenties van het bewuste, te komen en te gaan, wanneer het hun bevalt, gekenschetst zijn moge. Complexen zijn, naar alles wat wij er van weten, psychische grootheden, die zich aan de contrôle van het bewustzijn hebben onttrokken en daarvan afgesplitst, een eigen leven in de donkere sfeer van de psyche leiden, van waaruit zij steeds bewuste activiteiten kunnen remmen of bevorderen.” Voorts zegt Jung „de complexen bevatten steeds herinneringen, wensen, vrezen, verplichtingen, noodzakelijkheden of inzichten, waarmede men op een of andere wijze niet klaar komt, waardoor zij zich steeds storend en meestal ook op schadelijke wijze in ons bewuste leven mengen.” De door Jung gegeven betekenis heeft het woord complex sindsdien behouden. Sedert de associatie-psychologie, waaruit de term stamt, echter meer en meer verlatenwordt,hebben de gedachte van splitsing in het zieleleven en het begrip autonomie van afgesplitste delen der persoonlijkheid aan waarde verloren.
Als werk-hypothese heeft het begrip een deel van zijn waarde ook nu nog behouden, daar het op empirische feiten een verhelderend licht werpt.PROF. DR H. C. RÜMKE
Lit.: C. G. Jung, Seelenprobleme der Gegenwart(Zürich 1931). blz. 121.
(2, wiskunde) wordt in de wiskunde als bijvoeglijk en als zelfstandig begrip gebezigd. Voor de eerstgenoemde betekenis z complexe functies, complexe getallen en complexe punten. Als zelfstandig begrip is een complex een verzameling van ? kromme lijnen, d.i. een verzameling kromme lijnen, waarvan een bijzonder exemplaar door drie gegevens wordt bepaald ; in de analytische meetkunde van drie afmetingen kan een complex derhalve voorgesteld worden door twee vergelijkingen, die behalve de coördinaten van het lopende punt nog drie onafhankelijke parameters bevatten. Wanneer de bedoelde ruimtekrommen rechte lijnen (of „stralen”) zijn, spreek men van een stralencomplex en onderscheidt daarbij de complexkromme, die omhuld wordt door alle complexstralen, die in eenzelfde plat vlak liggen, en de complexkegel, die gevormd wordt door alle complexstralen, die door eenzelfde punt gaan.
De graad van de complexkromme heet de complexgraad, de klasse van de complexkromme (waarvan kan worden aangetoond, dat zij gelijk is aan de graad van de complexkegel) heet de complexrang en de klasse van de complexkegel de complexklasse. Onder de stralencomplexen is wederom het eenvoudigst het lineaire complex, waarvan graad, rang en klasse gelijk één zijn, en dat in Plückerse straalcoördinaten door één lineaire vergelijking kan worden voorgesteld. Een lineair stralencomplex heet speciaal, indien het gevormd wordt door alle snijlijnen van eenzelfde rechte lijn, die dan de as van het complex genoemd wordt.