Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Joachimus pieter fockema ANDREAE

betekenis & definitie

Nederlands rechtsgeleerde (Leiden 30 Juli 1879), studeerde te Leiden in de rechtswetenschappen en promoveerde aldaar in 1904; was daarna verbonden aan de gemeentelijke Secretarie te Utrecht tot hij in 1907 verkozen werd tot lid van de Gemeenteraad en tot wethouder werd aangewezen. In 1914 volgde zijn benoeming tot burgemeester.

In 1915 werd hij benoemd tot curator der Rijksuniversiteit aldaar, in 1929 tot president-curator. Van 1933-1937 was hij Commissaris van de Koningin in de provincie Groningen, van 1934-1937 lid en voorzitter van het college van curatoren der Rijksuniversiteit te Groningen.Bibl.: Tien jaren rechtspraak van den Hoogen Raad, Bijdrage tot de leer der Wetsuitlegging (proefschrift 1904); Moderne praetuur (1907); De hedendaagsche stedenbouw (1912); De kunst van wetgeven (1913); Ieder wordt geacht de wet te kennen (1922) ; De stad Utrecht, haar historie en haar toekomst (1926); De gezichtsvelden van den jurist (1931); Verzamelde redevoeringen 1914-1933 (1934) ; Het geheim van de raadkamer (1934); Buitenmodel-kalender voor den jurist (1939); De Visie van grote wetgevers (1945).

< >