(Sankt Joachimsthal, Tsjechisch: Jachymov), stad (eertijds koninklijke Boheemse vrije mijnstad), op 18 km ten N. van Karlsbad, op 721 m hoogte, aan de zuidelijke helling van het Ertsgebergte tussen hoge bergen, in het dal van de Weseritzbach, telt ca 7300 inw., die in mijnontginning, het vervaardigen van kant, het vlechten van stro en in handschoen-, papier- en tabaksfabrieken bezigheid vinden. De vroeger zo beroemde ontginning van zilver, bismuth en nikkel, ontstaan in de 15de eeuw, is achteruitgegaan.
Er was een munt en in 1519 werd de Joachimsthaler of „Thaler” geslagen. Later heeft de plaats grote bekendheid verworven door de aanwezigheid van uraniumerts, de hoofdbron voor het winnen van radium, dat door het echtpaar Curie in uraniumerts uit Joachimstal werd ontdekt. Door de Oostenrijkse regering werden de ertshoudende terreinen in 1910 aangekocht. Lange tijd was Joachimstal het voornaamste productiecentrum van uraniumerts tot in 1913 de V.S. overgingen tot ontginningen in Colorado en Utah. Volgens een geheim verdrag zouden in 1945 de mijnen van Joachimstal onder Russisch beheer zijn gesteld. De productie wordt naar de Sovjet-Unie geëxporteerd en dient vnl. voor het opwekken van atoomenergie.