Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DUIZENDJARIG RIJK

betekenis & definitie

De leer aangaande het duizendjarig rijk is een deel der Oudchristelijke toekomstverwachtingen (zie eschatologie) in het N.T. te vinden in Openb. 20:2-7. Haar vorm is afkomstig uit het latere Jodendom (zie apocalyptiek), vgl. bijv.

IV Ezra 7:28 vv. Zij behoorde waarschijnlijk in een of andere vorm tot de traditie der oudste Christenheid, daar Paulus iets dgl. als bekend onderstelt in I Cor. 15:20-28. Blijkens Eusebius’ Hist. Eccl. III, 28, VII, 25 verwachtte de Kerk der eerste eeuwen een aardse heerschappij van Christus vóór het aanbreken van de oordeelsdag. Dit bevestigen bijv. Justinus Martyr, Tertullianus en Irenaeüs. De verbinding van deze verwachtingen met een „nieuwe profetie” in het Montanisme en het verzet van de Helleense geest der kerkvaders tegen de Joods-concrete voorstellingen der Apocalyptiek drongen deze leer onder de naam Chiliasme (Gr.: chilioi = 1000) practisch in de hoek der ketterij. Origenes (gest. 254) vergeestelijkte haar met de allegorische methode, die toen de wetenschappelijke uitlegging der Schrift geacht werd. In het Westen drong deze eerst door, toen de positie der Kerk de opvatting van Augustinus, dat met dit Rijk van Christus de Kerk zelf was bedoeld, scheen te rechtvaardigen. In de middeleeuwen is tegenspraak op dit punt kenmerkend voor ketters en secten. Zeer geliefd was deze leer bijv. bij de Taborieten (zie Huss), later bij de Wederdopers, hier en daar bij de Hugenoten en onder de Puriteinen. Van biblicistische oorsprong is zij bij Duitse vromen als bijv. Bengel, in Engeland bij Newton, bij de Darbisten, Adventisten en dgl. bewegingen. Omstreeks het begin der 19de eeuw heeft zij in de sfeer der Romantiek doorgewerkt. Er bestaat een verbinding tussen dit Chiliasme en het opkomen van andersoortige toekomsten heilstaatverwachtingen, zoals die van het Marxisme.PROF. DR J. DE ZWAAN

De katholieke exegese houdt eensgezind staande, dat het N. T. de populair-Joodse opvatting van het duizendjarig rijk niet leert. E. B. Allo, de modernste en beste katholieke verklaarder der Openbaring, tekent hieromtrent aan:

1. dat het duizendjarig rijk louter geestelijk wordt opgevat;
2. dat de heerschappij zich niet over alle mensen uitstrekt;
3. dat het rijk niet volgt op maar samenvalt met de periode van gesels en rampen, waardoor de mensheid zal geteisterd worden.

PROF. DR J. COPPENS

Lit.: Vakwoordenboeken s.v.: Chiliasme, enz.; W. Hadorn, Das tausendj. Reich (1915); H. Hoekstra, Bijdrage tot de kennis en de beoordeeling van het Chiliasme (1903); E. B. Allo, Saint Jean, L’Apocalypse (Paris 1921; 3de dr. Paris 1933); A. Wikenhauser, Das Problem des tausendjährigen Reiches (Röm. Quart. Sehr. 1932 en 1937); V. Cremers, Het Millenarisme van Irenaeus (Bijdr. Ned. Jezuïeten 1928).

< >