(Patres ecclesiae) is de aanduiding voor de kerkelijke schrijvers uit de eerste 7 of 8 eeuwen van het Christendom, die uitmunten door hun orthodoxie en heiligheid van leven. Bovendien moeten zij door de Kerk als zodanig zijn erkend.
Ontbreekt één van deze voorwaarden, dan spreekt men beter van „kerkelijke schrijvers” zonder meer, ofschoon in de practijk vaak ook de naam kerkvader gegeven wordt aan auteurs der Oudheid, die de laatste condities slechts onvolmaakt verwerkelijken (bijv. Tertullianus, Origenes). Beter lijkt het ook het tijdvak der Kerkvaders niet tot de 12de eeuw uit te strekken, maar te beperken tot de aangegeven periode, waarin de scheiding tussen Latijnse en Griekse wereld op kerkelijk terrein nog niet was voltrokken. De afzonderlijke wetenschap, die zich met de bestudering van hun leven, geschriften en leer bezighoudt, heet patristiek of patrologie. De waarde en inhoud van hun geschriften is zeer uiteenlopend. Men heeft er van apologetische, leerstellige, zedekundige, historische en stichtelijke strekking. Als geheel echter komen zij als trouwe getuigen voor de Katholieke Overlevering bijzonder in aanmerking. Van speciaal gewicht voor de traditie is het getuigenis van de zgn. Apostolische Vaders, terwijl ook de „Apologeten” (oudste verdedigers van het Christendom tegen Joodse en heidense aanvallen; z apologetiek) bijzondere vermelding verdienen. De grootste patristische eeuw is evenwel de 4de (van ca 300-430). De beroemdste Griekse Kerkvaders zijn: Irenaeus, Athanasius, Basilius, Cyrillus van Jerusalem, Gregorius van Nyssa, Gregorius van Nazianze, Joannes Chrysostomus, Cyrillus van Alexandrië, Joannes Damascenus. De bekendste Latijnse: Gyprianus, Ambrosius, Hilarius, Hieronymus, Augustinus, Petrus Chrysologus, Leo de Grote, Gregorius de Grote, Isidorus van Sevilla.Verzamelingen van de geschriften der Kerkvaders werden uitgegeven door Marguerin de la Bigne (gest. 1589), door Galland (gest. 1779) en door Migne (gest. 1865). Deze laatste uitgave, omvattend de Patrologia Latina en Graeca, blijft ondanks tekorten een uiterst belangrijk werk (18441866). Tekstcritisch beter zijn het Corpus scriptorum ecclesiasticorum latinorum, uitgegeven door de Academie van Wenen, Die Griechischen christl. Schriftsteller der ersten 3 Jahrhunderte, afgekort: Corpus Berolinense en de Texts and Studies van Cambridge.
DR G. DE GIER
Lit.: Op dit onmetelijk terrein vermelden we alleen enige algemene Patrologieën: O. Bardenhewer, Patrologie (1894); A. Harnack, Gesch. der altchristl. Literatur bis Eusebius (1893-1904); P. Rauschen, Grundriss der Patrologie (1921); J. Tixeront, Précis de Patrologie (5de ed. 1930); F. Cayre, Précis de Patrologie (4e éd. 1944); B. Steidle, De Kerkvaders (1946); H. Jordan, Gesch. d. altchristl.. Lit.; J. Quasten, Patrology (1950).