Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIPHYLLOBOTHRIUM LATUM

betekenis & definitie

de brede lintworm, ook geheten Bothriocephalus latus, in het darmkanaal van de mens en verschillende dieren (hond, kat, varken enz.) als parasiet levende, onderscheidt zich van de in Nederland meer bekende lintwormen (Taenia) vooral door zijn spatelvormige kop en korte brede leden. Hij kan 10 m lengte bereiken.

Vaker dan bij andere lintwormen herbergt de mens een groot aantal exemplaren (tot meer dan 100); in dat geval blijven de wormen klein. De worm komt vooral voor in Europa, Noord- en Oost-Azië, Zuid-Afrika en Noord-Amerika, hier vermoedelijk uit Europa geimporteerd. In sommige streken wordt de worm zeer veelvuldig aangetroffen; infectiecijfers van 80 en zelfs 100 pct worden vermeld. In Nederland is besmetting met deze worm zeldzaam. In de tropen en subtropen (behalve in Afrika) wordt hij niet gevonden. Hij kan bij de mens een op anaemia perniciosa gelijkende bloedarmoede veroorzaken (zie anaemie); dit blijft echter uitzondering (in Finland zou slechts 1 à 2 van de 10.000 geïnfecteerden aan bloedarmoede lijden).De eieren van diphyllobothrium worden met de faeces in de buitenwereld gebracht. Na 2 à 3 weken ontwikkelt zich uit het ei het coracidium. Wordt dit binnen 12 uur (daarna sterft het) door bepaalde soorten Cyclops of Diaptomus (kleine kreeftachtige diertjes) opgenomen, dan heeft verdere ontwikkeling tot procercoied plaats. Bepaalde zoetwatervissen gebruiken Cyclops en Diaptomus als voedsel; dan dringt het procercoied in de spieren van de vis en ontwikkelt zich tot plerocercoied, dat zich inkapselt. De mens kan zich nu besmetten door het eten van onvoldoende gekookte of gebakken vis. De infectie kan dus voorkomen worden door de vis goed toe te bereiden. De ter afdrijving van gewone lintwormen toegepaste geneesmiddelen zijn ook tegen diphyllobothrium werkzaam.

PROF. DR W. KOUWENAAR

Lit.: N. H. Swellengrebel en J. E. W. Ihle, De dierlijke parasieten van den mensch, 4de dr. blz. 182 (Amsterdam 1942); C. H. Craigen E. C. Faust, Clinical Parasitology, 4de dr. blz. 484 (Philadelphia 1945)

< >