Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Taenia

betekenis & definitie

is de in onze streken best bekende lintwormsoort (Cestode). Men vindt bij de mens twee soorten, Taenia saginata en Taenia solium.

Taenia saginata of mediocanellata bezit juist als andere lintwormen een kopgedeelte (scolex) en een lichaam (strobila) dat uit talrijke aaneengeschakelde leden (proglottiden) bestaat. De kop is vierkant, 1½ à 2 mm groot, en heeft vier zuignappen, doch geen haken.

De strobila wordt tot 10 m lang en bestaat uit 700-1000 proglottiden. Per dag worden bij het kopgedeelte 7-9 proglottiden aangemaakt. De oudste, eindstandige proglottiden worden afgestoten; men vindt hen in de ontlasting als 5 bij 20 mm grote, witte platte stukjes. Zij bevatten een gemakkelijk zichtbaar centraal kanaal met 25 à 30 zijkanalen: de uterus, die geheel gevuld is met ca 80 000 eieren. In de buitenwereld komen de eieren vrij. De verdere ontwikkeling geschiedt bijna uitsluitend bij het rund. De larve (oncosphaera) verlaat de schaal (embryophorus) en dringt in het darmslijmvlies van het rund. geraakt in de veneuze bloedbaan en bereikt via de longcirculatie en de grote bloedsomloop de organen van het lichaam.

Zij nestelt zich vooral in spieren en bindweefsel, zelden elders. Daar groeit zij uit tot een 5 à 10 mm groot blaasje (cysticercus bovis), doch vele larven gaan onderweg te gronde, zodat de besmetting gewoonlijk niet zwaar is. Eet een mens nu dit met cysticercen besmet vlees in onvoldoend gekookte toestand dan ontwikkelt zich bij hem een nieuwe lintworm. Taenia saginata kan tot 13 jaar oud worden.

De lintworm leeft in het voorste deel van de dunne darm. Zij geeft gewoonlijk slechts aanleiding tot vage, onduidelijke klachten, als verlies van eetlust, vage pijn, diarrhee e.d. soms met gewichtsverlies. De diagnose berust op het vinden van proglottiden in de ontlasting.

Taenia saginata komt in de gehele wereld voor. In West-Europa schat men dat per jaar 1 op 800 à 1000 personen worden besmet. In Afrika zijn streken waar de bevolking tot 30 pet toe besmet is.



Taenia solium
gelijkt in vorm en ontwikkeling grotendeels op Taenia saginata. De voornaamste verschillen zijn, dat zij slechts 2-3 m lang wordt, dat de kop een krans van haakjes draagt en dat de rijpe proglottide een uterus heeft die slechts 7 à 10 zijkanalen draagt.

De cysticercus ontwikkelt zich niet in het rund maar in het varken (cysticercus cellulosae); zij kan daar 3-6 jaar blijven leven. Een belangrijk verschil met Taenia saginata is dat de cysticercus cellulosae ook in het lichaam van de mens tot ontwikkeling kan komen, iets wat bij cysticercus bovis niet geschiedt. Waarschijnlijk besmet de patiënt, die reeds Taenia solium als volwassen worm bij zich draagt, zichzelf voortdurend met zijn eigen faeces. By hem vormen zich dan cysticercen, vooral in het onderhuidse bindweefsel en in de spieren, maar ook dikwijls in andere organen, vooral de hersenen. Zij geven plaatselijk ontstekingsreactie. De klinische verschijnselen zullen dus wisselen naar het orgaan waar de worm zich heeft genesteld.

Taenia solium ziet men in West-Europa bijna niet meer; in andere landen waar men varkensvlees nuttigt blijft het een gevaarlijke besmetting. Deze moet worden voorkomen door een strenge keuring van het vlees op de aanwezigheid van cysticercus cellulosae.

De behandeling van de infectie met een volwassen lintworm geschiedt door deze af te drijven; hiertoe zijn verschillende geneesmiddelen in staat.

PROF. DR W. KOUWENAAR.

< >