Het woord άσχησις (askêsis), dat oefening, training betekent, treft men in de zin van systematisch en blijvend streven naar geestelijke volmaaktheid reeds aan bij de Vaders in de eerste eeuwen. Wellicht dat deze geïnspireerd zijn door de tekst van St Paulus, waar hij de krachtsinspanning van den Christen voor een onvergankelijke kroon vergelijkt met de worsteling van den athleet bij de publieke spelen (I Cor.
IX 24-25). Het doel van de ascese is dus het bereiken van de Christelijke volmaaktheid op deze wereld; deze is de noodzakelijke voorbereiding en inleiding op de hoogste menselijke voltooiing in de hemel: het bezit van God in zalige aanschouwing.Wanneer gezegd wordt, dat de Christelijke volmaaktheid bestaat in de liefde, dan wordt daarmee niet eenvoudig bedoeld de goddelijke deugd van liefde, die de heiligmakende genade begeleidt; dan immers bezat iedere Christen reeds bij het H. Doopsel de Christelijke volmaaktheid. De liefde echter die de Christelijke volmaaktheid uitmaakt, is de liefde die tot volle wasdom gekomen is, die sterk geworteld is in de ziel en haar blijvend in staat stelt om steeds vol ijver en stipt te volbrengen niet alleen wat God geboden heeft, maar ook datgene waarvan men weet dat het God aangenaam is.
Tot deze staat van geestelijke volmaaktheid geraakt de mens pas na veel inspanning en langdurige strijd. Wanneer de mens in de toestand van de oorspronkelijke gerechtigheid gebleven was, zou dat niet het geval geweest zijn; toen was er harmonie tussen de hogere en lagere strevingen in den mens, doch na de erfzonde begeert het vlees tegen de geest. Daarom is het de taak van de ascese, die lagere vermogens weer op te voeden, zodat zij zich bereidwillig schikken naar de rede en den mens in zijn opgang naar God niet belemmeren.
Het eerste streven zal er dus op gericht zijn de zonde te vermijden, maar God wil ook dat de mens het goede dient. Dus zal hij zich moeten inspannen om zich deugden eigen te maken. Onder de machtige aandrang van Gods genade en bezield van een ernstige goede wil, zal de mens akten van allerlei deugden gaan stellen en zich aldus hoe langer hoe meer ontdoen van zijn eigenliefde. De liefde tot God wordt steeds meer het sterke motief van al zijn doen en laten en ten slotte zal deze liefde zijn gehele leven gaan beheersen; de mens leeft in en voor God.
De geestelijke schrijvers onderscheiden dan ook in de ascese drie étappes, die deels achtereenvolgens deels gelijktijdig worden afgelegd; de via purgativa (weg der zuivering), de mens sterft af aan zichzelf en zuivert zich van zijn zonden; vervolgens de via illuminativa (weg der verlichting), die meer positief is ingesteld op het verwerven van deugden; tenslotte de via unitiva (weg der vereniging), waarin de liefde haar invloed over heel ons leven gaat uitstrekken en ons nauw met God verbindt.
De ascese, het streven naar volmaaktheid, is geenszins uitsluitend een taak voor religieuzen. Het woord van Christus: „Weest volmaakt gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” is bedoeld voor allen. Ieder, in welke staat hij moge leven, moet streven naar vooruitgang in het geestelijk leven. Hoe de mens in de wereld tot grote volmaaktheid kan geraken, heeft vooral de H. Franciscus van Sales duidelijk aangegeven. Onder de benaming Christelijke ascese valt dan ook niet alleen de wereldvlucht van de kluizenaars of de verbazende gestrengheid van de kloosterlingen, maar eveneens de zeer bescheiden en toch verdienstelijke pogingen tot nauwgezette plichtsbetrachting, zelfoverwinning en zelfverzaking, gebed en boete van den gewonen Christen, die volgens zijn staat en levensomstandigheden een Christelijk leven wil leiden.
Onder de middelen tot de volmaaktheid moeten ook de kloostergeloften van armoede, gehoorzaamheid en zuiverheid gerangschikt worden. Daardoor ontdoet de mens zich van veel wat hem van God kan afhouden, en maakt hij zich vrij om met de dingen Gods bezig te kunnen zijn. In zoverre zijn het zeer geschikte, maar toch geen noodzakelijke middelen om tot de volmaaktheid te komen. Men zal zich er echter steeds voor hoeden de middelen tot de volmaaktheid met de volmaaktheid zelf te vereenzelvigen: bepaalde verstervingen en religieuze oefeningen zijn slechts middelen en geen doel. Eveneens is het onjuist in toevallige verschijnselen die soms het ascetisch leven vooral echter het mystieke leven begeleiden, bijv. visioenen en extasen, het wezen van de volmaaktheid te willen zien.
PROF. J. A. DE GOEIJ
Lit.: Uit de zeer uitgebreide ascetische lit. zij slechts genoemd: Ignacio de Loyola, Ejercicios espirituales (1ste dl, Roma 1548, histor.-crit. uitgave 1919); Philip a Sta Trinitate, Summa theologiae mysticae (1ste dr. Fol. Lugduni 1656); Fr. de Sales, Introduction à la vie dévote (1ste dr., Paris 1608); Dom. Schram, Institutiones theologiae mysticae (1ste dr., 2 dln, Aug. Vind. 1777); J. B.
Scaramelli, Direttorio ascetico (1ste dr., 2 dln, Venezia 1796); Thomas van Kempen, De navolging Christi (nog steeds het meest practische boekje voor iedereen); Ad. Tanquerey, Précis de Théologie ascétique et mystique (Paris 41924) (in het Ned. vertaald). Voor hist. beschouwingen zij o.a. verwezen naar de grote werken van P. Pourrat, Brémond en de Kerkgeschiedenis van J. de Jong. Naast de buitenl. tijdschriften: Zeitschr. für Asketik u. Mystik; Rev.
Ascétique et Mystique, Vie spirituelle, bezitten we sinds 1921: Ons Geestelijk Leven (Tilburg) en sinds 1945: Tijdschrift voor geest. Leven (Antwerpen-Utrecht).