Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Ascese

betekenis & definitie

(1, algemeen) is een woord van Griekse herkomst, dat oorspronkelijk „oefening” betekent. In zijn bijzondere betekenis van „oefening tot godzaligheid” is het echter vrijwel uitsluitend in gebruik.

De hoofdgedachte is deze, dat men zich bepaalde dingen moet ontzeggen om daardoor in religieuze zin verder te komen. Het eigen Ik, hetzij het lichaam alleen, hetzij ook de geest, moet worden onderdrukt, opdat de goddelijke krachten vrij kunnen worden. Wij vinden vnl. drie vormen van ascese in de godsdienstgeschiedenis: 1. de ascese, die bedoeld is als toevoer van Macht (z dynamisme). Vooral bij de primitieve volken vinden wij de opvatting, dat vermindering van kracht, bijv. door vasten, vermeerdering ten gevolge heeft. De kracht, die men door de ascese wil bereiken, draagt daarbij een ander, meer geestelijk karakter. Het is een „reculer pour mieux sauter”, een in evenwicht houden van de krachtenbalans.

Zo onthoudt men zich bij vele volken vóór of op de jacht en de oorlogstocht van geslachtsgemeenschap, vast men, enz. 2. De ascese betekent een offer aan góden of demonen. Terwille van de godheid) om haar zijn algehele onderwerping te betuigen, offert men een deel van zijn kracht. Het vasten in tal van religies heeft de bedoeling de godheid zacht te stemmen. 3. Men wil door middel van de ascese iets bereiken. Dit iets kan van tweeërlei aard zijn, a. een extatische toestand, waarin de mens door visioenen, dromen e.d. een hoge graad van gelukzaligheid bereikt.

Langdurig vasten, concentratie van gedachten, zelfpijniging en andere middelen der ascese kunnen medewerken tot het bereiken van die extase en haar vruchten; b. de definitieve gelukzaligheid, die den mens reeds hier op aarde, maar in volkomenheid in het eeuwig leven verleend wordt. Om die te bereiken, moet hij zich ontdoen van alles, wat hem aan de aarde bindt. Hij behoort los te zijn van alle dingen, die hem van nature boeien, en zich voortdurend in dit los worden oefenen. Natuurlijke zwakheid betekent geestelijke macht.De ascese wendt in hoofdzaak vijf middelen aan: a. Onthouding van bepaalde spijzen, of van alle spijzen gedurende bepaalde perioden. Het vasten komt in bijna alle religies, ook de primitieve, voor en wordt met alle drie der bovengenoemde vormen verbonden. Vrees voor de noodlottige werking van sommige spijzen heeft tot onthouding meegewerkt. Maar ook — in religieuze zin — onschadelijke spijzen moet men zich ontzeggen, wil men zijn Macht — eveneens injj religieuze zin — zo hoog mogelijk opvoeren, b. Sexuele onthouding.

Hierbij speelt ongetwijfeld een belangrijke rol de grote macht, die door de primitieve religie aan alle uitingen van het geslachtsleven wordt toegeschreven. Geslachtsverkeer is gevaarlijk. Het kan leiden tot groot krachtsverlies. Daarom moet men er zich van onthouden, wanneer men zijn krachten nodig heeft. c. Vrijwillige armoede, d.i. slechte kleding, gebrekkige huisvesting, zich ontzeggen van elk bezit, enz. In alle mogelijke vormen wordt dit ascetische middel toegepast.

De bekendste is de praktijk der bedelmonniken, zowel in Indië, als in het Christendom, d. Zelfkwelling en -pijniging. In het martelaarschap, dat men zichzelf opïegt, schuilt een grote voldoening voor het zelfgevoel en de wellust van de pijn. Bekend zijn de ongelofelijke zelfkwellingen van Indische fakirs en Mohammedaanse derwisjen, e. Psychische ascese. Deze bestaat in de beperking van de vrijheid van wil, gevoelens en gedachten, die de natuurlijke macht der ziel knot, zoals vasten e.d. die van het lichaam.

In deze richting liggen: de strenge concentratie der gedachten, hetzij door fixatie op één enkel voorwerp, hetzij door herhaling van steeds dezelfde gebeden of formules (in Indië de beroemde formule Om manipadme hum, „o kleinood op de lotosbloem”), hetzij door lichamelijke hulpmiddelen, bijv. het staren op de navel en de geraffineerde ademtechniek in de Indische Yoga-praküjken. De grens tussen geestelijke discipline en ascese is natuurlijk niet altijd te trekken.

Historisch vinden wij de ascese in nagenoeg alle godsdiensten. Van het grootste historisch belang echter is de ontwikkeling der ascese in drie domeinen, Indië, Griekenland en het Christendom. Indië is het klassieke land van de ascese. Zij is een der drie verlossingswegen, die de Indische godsdiensten beurtelings inslaan: inzicht, overgave (bhakti) en werken, d.i. practisch ascese. Zij ontwikkelt, naar primitieve, maar in Indië krachtig gebleven opvatting, „warmte” (tapas), die den asceet tot allerlei krachtprestaties en wonderen in staat stelt. Zij brengt den mens ook de hoogste gelukzaligheid.

Brahmaans ideaal was, na het leven in deze wereld, huis en gezin te verlaten en als „bosasceet” zich terug te trekken. Griekenland is van de grootste betekenis voor de ontwikkeling der ascese, omdat daar voor het eerst het strenge dualisme tussen lichaam en ziel, dan ook tussen deze wereld en de goddelijke, werd doordacht, dat voortaan de grote impuls van alle ascetische bewegingen zou zijn. Bij Plato en de mystischreligieuze scholen der Orphici en Pythagoraeërs reeds aanwezig, werd dit dualisme door het Neoplatonisme verder ontwikkeld en een essentieel element van het geestesleven, dat tot ver in het Christendom en zelfs in de Islam doordrong. Het lichaam is de kerker van de ziel, haar „graf”, zoals reeds Plato met instemming nog oudere wijsheid citeerde. Het is dus van het hoogste belang de muren van die kerker zo radikaal mogelijk af te breken. Daartoe dient de ascese.

In de oudere Griekse stromingen, bij de Orphici en de leerlingen van Pythagoras, vinden wij deze ascese nog beperkt tot een in acht nemen van een sober leven en een reeks oeroude taboes, die vooral op voedsel en kleding betrekking hadden. Maar later wordt de ascetische houding beslister en neemt ook de geestelijke ascese een steeds groter plaats in.

PROF. DR G. VAN DER LEEUW

(2, psychologie). Diepte-psychologisch moet de ascese worden opgevat als een reactievorming in de zin van een negativistische overcompensatie van een bijzonder sterk driftleven, dat ten gevolge van onbewuste schuldgevoelens wordt onderdrukt. Krachtige remmingen versperren de normale afvoer van een overigens overmachtige libido* en leiden haar op zijwegen van gedeeltelijk geperverteerd karakter. Uit de levensbeschrijvingen van bekende asceten uit alle tijden en culturen blijkt overtuigend hoe vaak het verdrongene als „verzoeking” terugkeert. Desalniettemin gelukt het de ascese veelal, vooral bij geestelijk hoogstaande individuen, de verdrongen libido in geestelijk-morele, resp. caritatieve werkzaamheid te sublimeren.

Lit.: Kr. Schjilderup, Die Askese (Leipzig 1928).