Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Borst

betekenis & definitie

Men verdeelt de romp van het menselijk lichaam in de borst en de buik, welke door het middenrif (diaphragma) gescheiden zijn. De borst bevat de voornaamste organen van ademhaling en bloedsomloop.

Het benig samenstel der borst, de borstkas (thorax), bestaat uit een gedeelte der wervelkolom, de ribben en het borstbeen. Schijnt de borstkas bij de levende mens van boven het breedst en van onderen het smalst te zijn, inderdaad heeft zij juist de omgekeerde gedaante. Deze schijnbare breedte ontstaat door de ring: sleutelbeen, schouderblad, borstbeen, te zamen de schoudergordel. De borstkas, wordt aan de achterzijde begrensd door 12 wervels, waaraan dubbel zovele ribben zijn vastgehecht die, twee aan twee aan de wervels ontspringende, halve bogen vormen en zich verenigen (voorzijde) aan het borstbeen (sternum), waarvan het bovenste gedeelte het handvatsel (manubrium) en het onderste het zwaardvormig uitsteeksel (processus xyphoideus) genoemd wordt. De ribben zijn met de wervels en het borstbeen op een beweegbare wijze verbonden zodat de borstkas bij de inademing kan uitzetten en bij de uitademing kan inkrimpen. Haar voorste uiteinden zijn kraakbenig.

De bovenste zeven paren ribben onderscheidt men als ware ribben van de onderste vijf paren, de valse ribben, omdat deze niet, zoals de eerste, onmiddellijk met het borstbeen verbonden zijn. Van de valse ribben zijn de bovenste drie door kraakbeen met de zevende rib verbonden, terwijl dat verband bij de onderste twee, de zgn. zwevende of vrije ribben, ontbreekt.

De onderste grens der borstholte wordt gevormd door het middenrif (diaphragma), een spier, welke koepelvormig is gewelfd. Samentrekking zijner spiergroepen doet de welving verminderen en dus de ruimte in de borst bij de inademing toenemen (zie ademhaling). Dicht bij de wervelkolom is in het middenrif een opening voor de aorta en de slokdarm, en meer in het midden voor de onderste holle ader.

Van de weke delen der borst beschrijven wij enkel de voorzijde. Omtrent de overige zijden zie rug en schouder.

Het uitwendig aspect van de borst verschilt bij volwassen mannen en vrouwen. Bij vrouwen bevinden zich beiderzijds tussen de 3de en 7de rib de borsten, gescheiden door een groeve, de boezem; bij de man bestaat geen borstklier doch alleen een tepeltje, gelegen tussen de 4de en 5de rib. Naar gelang van de dikte der vetlaag onder de huid, kan men de ribben bij vele personen zien en tellen.

Op de borst ligt aan beide zijden een sterke spier, de grote borstspier (musculus pectoralis major), die bij krachtige mannen zeer ontwikkeld is. Zij ontspringt aan sleutelbeen, borstbeen en ribben, loopt naar de binnenzijde van de opperarm en dient voor de beweging van de arm naar het lichaam toe. De deltaspier (musculus deltoïdeus) bedekt de schouder en hecht zich, ontspringende aan sleutelbeen en schouderblad, op de bovenarm vast; bij haar samentrekking gaat de arm omhoog.

Onder de grote borstspier ligt de kleine borstspier (musculus pectoralis minor), die, van de 2de tot de 5de rib komende, aan het ravenbeksuitsteeksel van het schouderblad verbonden is. Beide kunnen door opheffing der ribben tot uitzetting der borstholte medewerken. Tussen de ribben bevinden zich spieren, de tussenribspieren, die door beweging van de ribben een belangrijke rol vervullen bij de ademhaling.

De binnenzijde der borstkas, de eigenlijke borstholte, is bekleed door een taai, dim vlies, het borstvlies (pleura costalis), dat overgaat in het bekleedsel der longen, longvlies (pleura pulmonalis) en zich onder de naam pleura diaphragmatica ook over het middenrif uitstrekt.

De ruimte, die in het midden van de borstkas tussen de beide longen overblijft, draagt de naam mediastinum en is verdeeld in een voorste en achterste mediastinum. In het voorste gedeelte ligt — besloten in het hartezakje — het hart en daarboven bij kinderen de thymus (zwezerik); in het achterste mediastinum liggen de slokdarm, de lichaamsslagader en andere bloedvaten en zenuwen.

DR A. DE FROE

Enige abnormale borstvormen

Een zeer lange, smalle en platte borstkas wordt asthenische of paralytische thorax genoemd; een borstkas, waarbij de voor-achterwaartse afmeting ongeveer even groot is als de dwarse en die haar grootste afmeting niet onderaan heeft maar in het midden, heet vatvormig. Bij de kippeborst steekt het borstbeen naar voren uit, terwijl de ribben niet de normale welving hebben, doch recht verlopen of ingedrukt zijn; deze borstvorm is meestal een gevolg van rachitis. De trechterborst is een aangeboren, erfelijke afwijking, waarbij het onderste deel van het borstbeen is ingezonken. Bij de schoenmakersborst is een dergelijke indeuking van het borstbeen verworven door druk van de leest bij jeugdige schoenmakersleerlingen; tegenwoordig ziet men dit zelden meer. Bij verkrommingen van de wervelkolom (zie kyphose) en bij verschillende vormen van beenverweking (zie beenziekten) kan de borstkas sterk worden misvormd.

DR H. J. VIERSMA

< >