Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Böhl, eduard

betekenis & definitie

gereformeerd theoloog (Hamburg 18 Nov. 1836 - Wenen 24 Jan. 1903), leerling en schoonzoon van H. F.

Kohlbrügge, was 1860-1864 privaatdocent in de wetenschap van het Oude Testament te Bazel, 1864-1899 hoogleraar in de dogmatiek aan de evangelisch-theologische faculteit te Wenen. Als volgeling van godgeleerden als Kohlbrügge en J. Wichelhaus heeft hij grote invloed geoefend op gehele generaties van Hervormde predikanten in Bohemen en Moravië, evenals door zijn geschriften, correspondentie en persoonlijk contact ook in Nederland. Ook zijn tweede echtgenote was een Nederlandse. Verschillende van zijn werken zijn in het Nederlands geschreven of vertaald.Bibl.: Zwölf messianische Psalmen (1862); Allgemeine Pädagogik (1872); Forschungen nach einer Volksbibel (1873); Die alttestamentlichen Zitate im Neuen Testament (1878); Christologie des Alten Testaments (1882, ook in ’t Nederlands: Amsterdam 1885); Zum Gesetz und zum Zeugnis (1883, in ’t Nederlands: Amsterdam 1884); Von der Incarnation des göttlichen Wortes (1884, met de polemiek „Zur Abwehr” tegen de critiek door Dr A. Kuyper, 1888); Dogmatik, Darstellung der christlichen Glaubenslehre auf reformiert-kirchlicher Grundlage (Amsterdam en Leipzig 1887, 654 blz.); Von der Rechtfertigung durch den Glauben (1890); Prolegomena voor eene gereformeerde Dogmatiek (Amsterdam 1892); Het Evangelie van Markus, van korte uitleggingen voorzien (Amsterdam 1895); Beiträge zur Geschichte der Reformation in Oesterreich (Jena 1902). Vgl. de biografische schets door F. M. Th. Böhl in de Realencyklopädie für protestantische Theologie und Kirche, vol. XXIII (1913), blz. 244-249.

< >