Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bazel

betekenis & definitie

(1), aanvankelijk een Zwitsers kanton, sedert 1833 gesplitst in twee (ieder zelfstandige) halfkantons: Bazel-stad en Bazel-land. Het gebied grenst ten N. en N.O. aan de republiek Baden, ten O. aan het kanton Aargau, ten Z. aan Solothurn en ten W. aan de kantons Solothurn en Bern en aan de Elzas.

Het bestaat uit het oude kanton Bazel met een aantal gemeenten, die tot het voormalig bisdom Bazel behoorden en volgens besluit van de 20ste Mrt 1815 op het Wener Congres bij het kanton zijn ingelijfd. Het gebied is in het N. smal en wordt zuidwaarts allengs breder. Uitgezonderd de omgeving der stad Bazel, welke aan het begin der Bovenrijnse laagvlakte ligt, bestaat het kanton uit een door dwarsdalen verbrokkeld Juraplateau. In het Z. verheft zich de Jura, welke zich in N.O. richting uitstrekt en onderscheiden zijtakken uitzendt. Die bergketen is met dichte dennenbossen begroeid. Tot de voornaamste toppen behoort de Bölchenfluh (1126 m). Het meest verspreide gesteente is hier Jurakalk, waarnaast men hier en daar veengronden, steenkolen, gipslagen? zandsteen, enz. aantreft.Tot de rivieren van het kanton behoren de Rijn, die er bevaarbaar is en zich hier plotseling naar het N. wendt, de Birs, die in de Rijn valt, de Ergolz en de Wiese. Het klimaat is in de Jurastreken ruw, in het Rijndal daarentegen zacht. De landbouw bloeit er en wordt door de vruchtbaarheid van de bodem bevorderd. De veestapel is er aanzienlijk. Ook zijn er uitgestrekte ooft- en wijngaarden, vooral in het dal van de Rijn. De nijverheid is belangrijk. De stad Bazel is het middelpunt van een levendige handel.

De beide halfkantons zijn na hun splitsing (1833) volkomen zelfstandig, maar worden op de Bondsvergadering als één kanton aangemerkt. Het karakter der bevolking is in de beide helften zeer verschillend. Het is in Bazel-stad behoudend, in Bazel-land daarentegen zeer vrijzinnig. Eerst in 1910 kwam in Bazel-stad de scheiding van kerk en staat grotendeels tot stand en in 1920 werd het passieve vrouwenkiesrecht ingevoerd.

Het halfkanton Bazel-stad (Basel-Stadt) bestaat uit de stad Bazel en twee landgemeenten op de rechteroever van de Rijn (Bettingen en Riehen) en heeft een oppervlakte van 37 km2. De bevolking is in hoofdzaak werkzaam in industrie en handel. De productieve grond omvat 23,1 km2, waarvan 10,1 km2 met bos begroeid is.

Van het halfkanton Bazel-land met een oppervlakte van 427 km2 is Liestal de hoofdplaats. Zijn gemeenten liggen links van de Rijn. Bijna de gehele oppervlakte is productief (landbouw, tuinbouw, bosbouw, wijnbouw en veeteelt). Slechts 17,9 km2 is improductief. De bossen beslaan een oppervlakte van 147,2 km2; het akkerland en de overige cultuurgronden 261,9 km2. Het voornaamste product van de ondergrond is zout (Schweizerhalle). Evenals in Bazel-stad zijn ook hier de zijdeweverij en de fabricage van zijden-lint van betekenis, verder zijn er katoenspinnerijen, fabrieken van chemicaliën, laken, horloges en papier.

Bazel-land vormt een zuiver democratische republiek, welke door de Birs in het groter oostelijk Bazelgebied en het kleiner westelijk Nieuw Bazelgebied verdeeld wordt. Het hoogste gezag berust bij de „Landraad” (die in Bazel-stad „Grote Raad” heet), welks leden, voor de tijd van 3 jaren, door het volk gekozen worden en wel voor elke 800 inw. I lid. Alle door dit lichaam uitgevaardigde wetten en besluiten worden in het voorjaar en in de herfst onderworpen aan een volksstemming (referendum). De Landraad kan op verlangen van 1500 kiesbevoegde burgers bijeengeroepen worden. De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door een Regeringsraad van 5 leden, welke door het volk voor de tijd van 3 jaren gekozen worden. De hoogste rechtbank bestaat uit 7 leden, door de Landraad voor de tijd van 3 jaren benoemd.

Naar de taal zijn er in Bazel-stad op elke duizend inw. (1941) 939 Duits-, 36 Frans- en 18 Italiaans-sprekenden; in Bazel-land resp. 968, 19 en 10. De overigen spreken andere talen. Volgens de godsdienst zijn er in Bazel-stad per duizend inw. (1941) 649 Protestanten, 307 Rooms-Katholieken, 17 Israëlieten en 27, die een andere godsdienst belijden of onkerkelijk zijn. Voor Bazel-land zijn de cijfers resp. 753, 238, 2 en 7.

Bazel-stad heeft (1941) in totaal 169 961 inw. of 4594 per km2; Bazel-land 94 459 inw. of 221 inw. per km2.

(2) (Duits: Basel; Frans: Bâle), aan de zuidzijde van Bovenrijnse laagvlakte tussen uitlopers van het Zwarte Woud, die der Vogezen en der Jura op het punt, waar drie landen, nl. Frankrijk, Duitsland en Zwitserland, aan elkaar grenzen.

Door haar beschutte ligging hebben de stad en haar omgeving een gunstig klimaat. De winters zijn er niet koud en mist komt weinig voor. De omgeving der stad levert heerlijke kersen.

De Rijn verdeelt de stad, die 162 105 inw. (1941) telt, in twee delen, nl. het halve-maanvormige Groot-Bazel aan de hoge linkeroever en het industriële Klein-Bazel aan de lagere rechteroever.

De beide stadsdelen zijn verbonden door 5 bruggen. De oudste, uit de 13de eeuw daterende brug, is de houten, uit 5 bogen bestaande Johannieterbrug. De Wettsteinbrug heeft 5 basilieken. Over een andere brug gaat de spoorlijn, die het Duitse Badische station verbindt met het Zwitserse station (Bundes-Bahnhof). Door haar gunstige geografische ligging werd de stad een der belangrijkste verkeerscentra van Gentraal-Europa. Hier komen de grote verkeerswegen samen uit Frankrijk, Duitsland, België en Nederland.

Thans heeft de stad ook een belangrijke luchthaven, nl.: BaselBirsfelden (Sternenfeld). Als verkeerscentrum is de stad bij uitstek geschikt voor het houden van congressen, conferenties enz. Zij werd verder een centrum van geldhandel. Men treft er o.a. aan de Bank voor Internationale Betalingen, de B.I.Z. (Bank für Internationalen Zahlungsausgleich). De stad is ook een middelpunt van geestelijk leven. Er bevindt zich de oudste universiteit van Zwitserland, die in 1460 door paus Pius II gesticht werd. Verder zijn er vele musea, schouwburgen en bijzondere scholen.

Er is een belangrijke zijde-industrie, die hier in de 16de eeuw werd gebracht door Franse en Italiaanse vluchtelingen. Van veel latere datum zijn de chemische industrie (kleurstoffen, pharmaceutische artikelen), de levensmiddelen- en de machine-industrie.

Bazel is de eerste handelsstad van Zwitserland; de handel is vooral doorvoerhandel. Aangevoerd worden vnl. graan, kolen, cokes, petroleum, plantaardige oliën, alkohol, cacaodoppen, metalen, katoen en katoenafval. Verscheept worden ertsen (gerooste pyrieten), chemicaliën, carbid, melk, asfalt, gemalen steen, ledige vaten enz. De Rijnscheepvaart beneden Bazel heeft door de bouw van de nieuwe Rijnhaven aan de noordzijde der stad, als ook door de bevordering van de kanaalvaart door de Fransen een grote opleving ondergaan.

Lit.: W. H. Stahelin, Basler Portraits aller Jahrhunderte (1919); E. Jenny, Basler Dichtung und Basler Art im 19. Jahrh (1926); E. His, Basler Gelehrte des 19. Jahrh. (1941).

Geschiedenis

Bazel wordt in 374 het eerst genoemd als de Romeinse legerplaats Basilea. In 1006 kwam het aan het Duitse rijk en werd de bisschop er van rijksvorst. Met tal van lenen werden deze kerkvorsten door de Duitse keizers begiftigd, zodat het wereldlijke gebied daarvan zich naar het N. spoedig uitstrekte over een groot deel van de Boven-Elzas en naar het Z. over het tegenwoordige kanton en over het Juragebied tot aan het Bielermeer. In 1501 sloot het zich na tal van oorlogen met de Habsburgers, als ,,zugewandter Ort” bij het Zwitserse Eedgenootschap aan. In de jaren 1528 en 1529 zegevierde de Hervorming in Bazel. Bisschop en domkapittel weken uit.

De burgerij werd eigen baas, maar Bazel-land bleef onderdanig aan Bazel-stad tot 1798. Met de Restauratie in 1814 keerde echter de eeuwenoude verhouding terug. In 1832 ontstond als gevolg van de Julirevolutie burgeroorlog tussen Land en Stad, wat in het volgende jaar na interventie der Zwitserse troepen tot een scheiding tussen de beide halfkantons leidde. Tot 1875 regeerde toen nog een conservatieve oligarchie, daarna door de aanneming van een nieuwe grondwet van 6 Mei van dat jaar de klein-burgerlijke democratie. De grondwetswijziging van 10 Febr. 1910 bracht scheiding tussen kerk en staat.

De tijd na 1914 kenmerkte zich door een diep ingrijpende verandering in de industrie. Terwijl vroeger de zijden-lintweverij de belangrijkste industrie was, kwam de chemische industrie in haar plaats. Dit had tevens een verregaande wijziging in de sociale structuur van de bevolking tot gevolg. De Rijnscheepvaart en de stichting van een jaarbeurs (Schweizer Mustermesse) brachten nieuwe bloei in de stad. Toch werd zij zwaar getroffen door de crisis van 1931. Sinds 1935 hebben zowel de uitvoerende (Regierungsrat) als de wetgevende (Grosse Rat) organen een sociaaldemocratische meerderheid. Pogingen tot hereniging met het kanton Bazel-land liepen tot dusver op niets uit.

Lit.: R. Wackernagel, Gesch. der Stadt Basel (4 dln. Basel 1907’24); P. Ochs, Gesch. d. Stadt und Landschaft Basel (8 dln en reg.deel, 1786-1822), loopt tot 1798; A. Heusler, Gesch. d. Stadt Basel (3de dr. 1918).

Van het oudste Münster bestaan nog onderdelen aan de benedenetages van de St Joristoren (ca ioig). Na een brand in 1185 begon men met de bouw van een laatRomaanse driebeukige kerk met twee crypten; de voltooiing van het gebouw geschiedde in Gothische stijl. Na de aardbeving van 1356 werd een vernieuwing uitgevoerd in laat-Gothische trant onder leiding van Johannes van Gmünd. De Martinustoren werd aan het einde van de 15de eeuw vernieuwd en bekroond. De Grote Kruisgang werd gedeeltelijk uit Romaanse muurdelen opgetrokken (13501467). Iconografisch belangrijk is de Galluspoort (eind 12de eeuw).

Het Westportaal uit 1285 bevat met sculpturen gevulde archivolten, verder Gothisch beeldhouwwerk aan de torens. Het inwendige bezit fraaie Romaanse kapitelen en o.a. het praalgraf voor Erasmus van Rotterdam. De St Martin, de oudste parochiekerk der stad, is in 1287 herbouwd; het inwendige bergt een fraai pestbeeld met de Dood als maaier tussen de HH. Martinus en Laurentius (muurschildering). De Barrevoeters- of Franciscanerkerk uit omstreeks 1300 is driebeukig met ronde pijlers. De St Leonhardskerk, oorspronkelijk uit de 12de eeuw, werd in 1489 vernieuwd als hallenkerk, fraai Sacramentshuisje.

De St Peterskerk uit ca 1200, driebeukig, toont laat-Gothische vernieuwingen, een slanke toren aan de noordzijde; fragmenten van muurschilderingen. De St Albanskerk, uit de 13de eeuw, Gothisch, is éénbeukig, met een toren uit 1435. De voormalige Dominicanenkerk, sinds 1877 oud-Katholieke kerk, door den H. Albertus Magnus in 1269 ingewijd, driebeukig met vlakke zoldering, heeft fraaie muurschilderingen. Op het belendende kerkhof aan een muur bevond zich de befaamde Dodendans uit het midden der 15de eeuw; wat er van over is, herbergt het Hist. Museum.

De kerk van den H. Theodoor (1422), drieschepig, fraaie preekstoel uit 1497 en resten van laat-Gothische glasvensters; verder de zeer oude Gothische Elisabethskerk.

Het stadhuis van Bazel heeft een Renaissancevoorgevel met Gothische arcaden en vensters (1504), de in deze stijl gehouden kanselarij (16061608) bezit een door Hans Bosch en zijn zonen beschilderde gevel, van wie ook de gerechtigheidstaferelen in de hal. De fraaiste kamer is de voorste Raadkamer, de grootste en rijkst versierde, de Grote Zaal. Het zgn. Stadthaus is in Rococo-stijl in 1771 gebouwd. In het Haus zum Lufft stierf in 1536 Erasmus, na daar gedurende een jaar de gastvrijheid van Frobenius genoten te hebben. Zijn graftombe en grafsteen bevinden zich in de kathedraal.

Voorts door heel de stad verspreide fraaie patriciërs- en eenvoudiger burgerwoningen uit de 16de-18de eeuw, alsmede fonteintjes en putten uit de 16de-19de eeuw. Bazel heeft een der mooiste dierentuinen van Europa.

Van de musea bevat het Kunstmuseum een prachtige verzameling schilderijen, w.o. enkele Nederlanders uit de 16de en 17de eeuw.

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: M. Wackernagel, Basel, i. d. reeks „Benihmte Kunststatten” 57 (Leipzig 1912); G. Burckhardt, Baseler Heimatkunde, 2 dln (Basel 1925-1927); Hans Jenny, Kunstführer der Schweiz (Bern 1946), 482 vlg.

Concilie van Bazel.

Op het Concilie van Constanz, dat een einde maakte aan het pauselijk schisma en op 22 Apr. 1418 zijn laatste zitting hield, volgde enkele jaren daarna de bijeenroeping van een Concilie te Bazel. Bij de opening op 23 Juli 1^31 bleek het aantal deelnemers niet groot te zijn. Verschillende redenen: onjuiste inlichtingen over de toestand te Bazel, vrees voor de toepassing van de te Constanz aangenomen anti-pauselijke canons, bezorgdheid voor de mislukking van de sinds lang gewenste hereniging van de Griekse Kerk met die van Rome, waarvoor de sfeer in die dagen uiterst gunstig was, brachten paus Eugenius IV er toe 18 Dec. 1431 het concilie op te heffen met de toezegging, dat het anderhalf jaar later te Bologna zou worden voortgezet. Alle leden, nl. drie bisschoppen, enkele abten en tal van theologische doctoren, weigerden Eugenius te gehoorzamen en wisten, dat zij bij die houding op de steun van keizer Sigismond en andere wereldlijke machten, in het bijzonder Frankrijk en Venetië konden rekenen. Een conciliebesluit van Oct. 1432 verleende ook aan de doctoren en lagere geestelijken, ten getale van 500 a 600, een beslissende stem, waardoor zij heel het verloop van het concilie in handen kregen en de invloed van de ca 20 aanwezige bisschoppen zo goed als uitschakelden.

Nadat een poging van den reeds door Martinus V benoemden pauselijken legaat Cesarini, om Eugenius te bewegen de opheffingsbulle in te trekken, mislukt was, kwam de paus door het dreigend gevaar voor een schisma, de tussenkomst van Sigismond, de woelingen in Rome en Italië tot andere gedachten. Op 15 Dec. 1433 maakte hij de opheffing ongedaan. De paus verklaarde het concilie van zijn opening af voor geldig met dit voorbehoud, dat de pauselijke approbatie der conciliebesluiten vereist bleef. Hoe anti-pauselijk de stemming op het concilie was, bleek duidelijk hieruit, dat de pauselijke afgevaardigden eerst na het afleggen van een eed op de decreten van Constanz werden toegelaten. Deze decreten werden in de zitting van 26 Juni 1434, waaraan de pauselijke legaten niet deelnamen, hernieuwd. De spanning tussen concilie en paus nam met de dag in hevigheid toe, totdat paus Eugenius in het verzoek der Grieken om hereniging met Rome, daartoe bewogen door vrees voor den Mongoolsen vorst Tamerlan, die Constantinopel bedreigde, een aanleiding vond om het Concilie van Bazel ten tweeden male op te heffen.

De paus wenste de onderhandelingen te voeren in een dichterbij gelegen Italiaanse stad. Terwijl de minderheid zich daarmee accoord verklaarde, bleef de meerderheid hardnekkig vasthouden aan Bazel als vergaderplaats. Eugenius zette evenwel door en beriep een concilie te Ferrara, waar het op 8 Jan. 1438 geopend werd. De deelnemers aan het Concilie van Bazel namen weliswaar gaandeweg ten gunste van Ferrara in aantal af, maar juist dit versterkte de daar heersende geest van verzet met het gevolg, dat zij in 1439 hertog Amadeus van Savoye tot tegenpaus kozen, die zich ondanks zijn zwakke aanhang tien jaar lang onder de naam Felix V handhaafde. De laatste zitting van het uitstervende concilie vond plaats in 1443.

Het valt niet te ontkennen, dat het Concilie van Bazel, door zijn propaganda voor de clericale democratie, de vergroting van de invloed der wereldlijke macht op de kerkelijke aangelegenheden en het streven der doctoren om de wetenschap boven het kerkelijk leergezag te stellen, de macht van den paus en de hogere geestelijkheid sterk heeft ondermijnd.

Op de vraag, of het Concilie van Bazel als een algemeen concilie moet worden beschouwd, zijn in verband met de variërende geestesrichting verschillende antwoorden gegeven. De meest verdedigde sententie is, dat het concilie weliswaar als algemeen werd bijeengeroepen, maar door het ontbreken der wezenlijke voorwaarden: de aanwezigheid van een voldoend aantal bisschoppen, het verlenen van stemrecht enkel aan bevoegden, de bewegingsvrijheid der pauselijke legaten, niet als zodanig kan gelden.

H. J. J. WACHTERS

Lit.: Sacrorum Conciliorum Collectio XXIX-XXXI; Aeneas Sylvius, Commentarii de gestis Conc. Basileensis. Opera 1-61 (Basel 1551); O. Richter, Die Organisation und Geschäftsordnung des Baseler Konzils (1877); Concilium Basileense, Studien und Quellen zur Gesch. des K. v. B. von J. Halter e.a. (7 dln, Basel 1896-1927); Hefele, Konziliengeschichte VII; Pastor, Gesch. der Päpste I; Kard. de Jong, Handb. der Kerkgesch. II (*1947).

Vrede van Bazel

(5 Apr. 1795) werd gesloten tussen Pruisen (von Hardenberg) en de Franse republiek (Barthélemy*); daarbij stond het eerste land „voorlopig” zijn gebied op de linker Rijnoever aan Frankrijk af. Een geheim artikel bepaalde, dat Pruisen er toe zou meewerken om bij de algemene vrede de hele Rijn tot Frankrijks grens te maken en dat het dan rechts van die grens schadeloosstelling zou ontvangen. Pruisen scheidde zich daarbij van de eerste Coalitie af, omdat het vreesde bij de derde Deling van Polen door Oostenrijk en Rusland bedrogen te worden. Het totstandkomen van deze vrede met de kiemen tot nieuwe oorlogen in zich was voor Immanuel Kant de aanleiding tot het schrijven van zijn beroemde boekje Ten Eeuwigen Vrede. In hetzelfde jaar kwam nog eveneens te Bazel de vrede met Spanje tot stand (22 Juli), dat de helft van Haïti aan Frankrijk afstond en sedert weer een anti-Engelse politiek ging voeren. Beide vredes waren voor de nieuwe regeerders in Frankrijk tegenover de publieke opinie een groot succes.

Lit.: Adalbert Wahl, Gesch. d. Europäischen Staatensystems i. Zeitalter d. Franzos. Revolution u. d. Freiheitskriege (17891815) § 3 (1912).

(3) is een gemeente in de Belgische prov. Oost-Vlaanderen, aan de Schelde, op vlakke zandige polderbodem (1694 ha); landbouw, houtbewerking, vlechtwerk. Inw. (1945) 3924. Romeinse vondsten. Het sierlijk heropgebouwde kasteel Wissekerke was zetel van een heerlijkheid met hoge en lage rechtsmacht. Vroeg-Gothische kerk met koor uit 1560.

Lit.: De Potter en Broeckaert, B. (Gent 1877).

< >