Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Blindheid

betekenis & definitie

(coecitas, anopsie, amaurose) van een oog, resp. van een persoon, is volgens strenge definitie een toestand, waarbij het gezichtsvermogen van een oog, resp. van beide ogen geheel ontbreekt. In het dagelijks leven spreekt men echter van blindheid, indien het gezichtsvermogen van een oog resp. een persoon, zodanig is verminderd, dat werkzaamheden, die het gebruik van het gezichtsorgaan vereisen, niet meer kunnen worden verricht.

In deze betekenis is het begrip dus niet scherp te definiëren.Blindheid kan een groot aantal oorzaken hebben. Men onderscheidt aangeboren blindheid en verworven blindheid (na de geboorte ontstaan). De verworven blindheid is dikwijls het gevolg van oogziekten of oogverwondingen. De wijze, waarop de oorzaken van blindheid over de gevallen verdeeld zijn, is in hoge mate afhankelijk van de culturele ontwikkeling van het land (sociale en hygiënische toestanden, medische verzorgingsmogelijkheden). Terwijl bijv. in de wereld als geheel blennorrhoea en trachoom (zie bindvlies) een zeer belangrijke rol spelen, is in Nederland het aantal blinden ten gevolge van deze ziekten zeer gering en nemen andere oorzaken (aangeboren afwijkingen, glaucoom enz.) een relatief belangrijker plaats in.

Betreffende het totale aantal blinden in de gehele wereld zijn geen goede gegevens beschikbaar. In Nederland waren op 31 Dec. 1920 3822 volledig blinden.



Blindenwezen

Hieronder verstaan we het gehele complex van maatregelen, die worden genomen met het doel blindheid te voorkomen en het leed ten gevolge van blindheid te verminderen. Onder deze maatregelen neemt het blindenonderwijs een zeer belangrijke plaats in.

Op 31 Dec. 1943 telde Nederland 5 scholen voor blinden met in totaal 308 leerlingen (Centr. Bur. voor de Statistiek). Het onderwijs aan blinden is in alle opzichten er op gericht de leerlingen tot bruikbare leden van de maatschappij te maken. Onder de vele bijzondere leermiddelen, die dit onderwijs vereist, nemen boekwerken vervaardigd in zgn. braille-schrift (zie Braille) een zeer belangrijke plaats in.

Vele blinden hebben bekendheid verworven, hetzij op het gebied van het blindenwezen of als musicus, en zelfs zijn blinden er dikwijls in geslaagd met groot succes een loopbaan te volgen die voor blinden bijna onbereikbaar schijnt, bijv. Vidal (beeldhouwer van dieren), Henri Fawcett (hoogleraar, parlementslid, directeur-generaal van de posterijen), Nicolaas Saunderson (hoogleraar wiskunde), Alexander von Rodenbach (Belgisch staatsman), George (koning van Hannover), „de Blind Harry” (dichter), Josef Kleinhans (houtsnijder).

DR J. TEN DOESSCHATE

Lit.: H. J. Lenderink, Het blindenwezen in en buiten Nederland (Amsterdam 1904).

Blindenverzorging

Hoewel reeds in de middeleeuwen enkele gevallen van blindenverzorging voorgekomen zijn, kan men toch eerst sedert het laatst der 18de eeuw spreken van een bepaalde vorm van blindenzorg. Vnl. bestond deze zorg nog alleen in het geven van onderwijs aan blinden. Hiermede werd in Frankrijk begonnen door Valentin Hauy en in Oostenrijk door Johann Wilhelm Klein. Na het onderwijs is het verschaffen van arbeid aan volwassen blinden overal ter hand genomen en ook in Nederland heeft men werkinrichtingen en tehuizen hiervoor opgericht. Tevens tracht men voor de blinden werkgelegenheid te scheppen in vrije beroepen en bedrijven.

Alle onderwijsinrichtingen voor blinden in Nederland zijn particuliere instellingen, die met eigen kapitaal en particuliere bijdragen in stand gehouden worden. Alle bezitten zij internaten.

De volgende drie inrichtingen, die onder één leiding staan, nemen kinderen op van alle geloofsbelijdenis:

1. het Instituut tot Onderwijs van Blinden te Huizen (N.H.), in 1808 te Amsterdam opgericht en sedert Sept. 1932 in nieuwe gebouwen te Huizen ondergebracht. Leeftijd der leerlingen 14-21 jaar. Vóór die tijd zijn de leerlingen opgenomen in een der volgende inrichtingen;
2. de Prins Alexander Stichting, eerst te Bennekom en thans te Huis ter Heide (U.) gevestigd, opgericht in 1880, leeftijd der leerlingen 3-14 jaar. De kinderen van deze inrichting komen uit de provincies Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant, Limburg, Gelderland en Utrecht. Op hetzelfde terrein is gevestigd het Prinses Juliana Paviljoen voor achterlijke blinden;
3. het Instituut tot Onderwijs van Blinden, school te Haren (Gr.) voor kinderen van 3-14 jaar uit de provincies Groningen, Friesland, Drente en Overijsel.

Naast speciale klassen voor achterlijke blinden hebben deze drie inrichtingen ook afzonderlijke afdelingen voor halfziende leerlingen. Dit zijn leerlingen, wier gezichtsvermogen zo slecht is, dat zij het gewone onderwijs niet kunnen volgen. Toch kunnen deze kinderen weer niet tot de blinden gerekend worden. Vele van deze leerlingen kunnen echter later wel blind worden.

De R.K. scholen bevinden zich te Grave (N.B.). Het zijn het „St Henricus Gesticht”, opgericht in 1859, waarin de mannelijke leerlingen zijn ondergebracht, en het Gesticht „de Wijnbergh”, opgericht in 1882, dat alleen meisjes opneemt. Beide inrichtingen worden geleid door de orde O.L.V. Moeder der Barmhartigheid te Tilburg, de inrichting voor de jongens door de broeders, de inrichting voor de meisjes door de zusters.

In 1920 werd geopend een onderwijsinrichting op Gereformeerde grondslag, uitgaande van de Ver. tot bevordering van Christelijke opvoeding en onderwijs voor blinde kinderen en jongelieden „Bartimeus” te Zeist.

Naast een gewone schoolopleiding wordt in de bovenstaande inrichtingen ook vakonderwijs aan de leerlingen gegeven. De vakken van het lager onderwijs zijn dezelfde als op de scholen voor ziende leerlingen, behalve tekenen. De vakopleiding omvat de volgende handwerken: het maken van manden, borstels, vaatkwasten, corridormatten, het weven van cocosmatten, het maken van allerlei rietwerk, zoals stoelmatten, mattenkloppers, rottingmeubelen, het stoppen van bedden en kussens, het weven van linnengoed en eenvoudige houtbewerking. Aan enkele handige leerlingen kan pianostemmen en piano-reparatie geleerd worden. De meisjes breien en maken diverse nuttige en fraaie handwerken. De intellectuele beroepen, waarvoor opgeleid wordt, zijn: kantoor-stenograaf en typist, organist en muziekleraar.

Het Instituut te Huizen heeft een muziekschool en een klasse voor opleiding van stenotypisten. Geregeld doen blinde leerlingen tegelijk met ziende candidaten examen voor stenograaf en typist. Ook hebben reeds verschillende leerlingen staatsmuziekdiploma’s behaald. De examens buitenlandse handelscorrespondentie worden dikwijls door blinde leerlingen der verschillende instituten met goed gevolg afgelegd.

Zelfs wanneer de blinde jongens en meisjes hun vak uitmuntend verstaan, is het toch zeer moeilijk voor hen om in hun eigen onderhoud te voorzien. Daarom is men reeds vroeg begonnen, naast de onderwijsinrichtingen tehuizen op te richten voor volwassen blinden, al of niet met een werkinrichting verbonden. In de latere jaren hebben enkele grote gemeenten werkinrichtingen voor haar blinden opgericht; ook komt het voor dat in een grote plaats een particuliere werkinrichting door de gemeente wordt ondersteund.

Werkinrichtingen zonder internaat zijn: te Amsterdam, één gemeentelijke werkinrichting en twee particuliere werkinrichtingen, die gemeentelijke subsidie genieten, nl. één uitgaande van de Ver. tot werkverschaffing aan hulpbehoevende blinden en een werkverschaffing aan R.K. blinden; te ’s-Gravenhage, één gemeentelijke werkinrichting en een particuliere werkinrichting; te Rotterdam, een particuliere werkplaats de Werkverschaffing voor hulpbehoevende blinden, door de gemeente gesubsidieerd. Groningen telt een werkinrichting, uitgaande van de afdeling Groningen van de Ver. tot verbetering van het lot der blinden in Nederland en zijne Koloniën; deze ontvangt steun van de gemeente. Verder heeft men particuliere werkinrichtingen te Utrecht en Middelburg, terwijl Haarlem een gemeentelijke werkinrichting heeft. Voor thuiswerkende blinden wordt in NoordBrabant gezorgd door de R.K. Blindenzorgvereniging St Antonius van Padua, terwijl in Limburg dit werk verricht wordt door de Ver. „Licht en Liefde”.

Tehuizen met werkinrichtingen zijn: het Gesticht voor volwassen Blinden te Huizen (N.H.) op hetzelfde terrein als het bovengenoemde Instituut, het Blindentehuis „Sonneheerdt” te Ermelo. Het St Henricus Gesticht te Grave neemt ook meerderjarige mannelijke blinden op. Het Tehuis voor alleenstaande blinden te Wolfheze is een tehuis zonder werkinrichting.

DR A. H. J. BELZER

< >