Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GEBOORTE

betekenis & definitie

(1) is bij de zoogdieren de werking, waarbij de vrucht het moederlichaam verlaat. Zij heeft plaats, zodra de vrucht tot voldoende ontwikkeling gekomen is.

Dat tijdperk is bij zoogdieren zeer verschillend. Het bedraagt bij de mens 40 weken na de aanvang der zwangerschap.Wordt de vrucht uit het moederlichaam verwijderd vóór de aanvang van de 17de week der zwangerschap, zo geeft men hieraan de naam van miskraam. Een geboorte tussen de 17de en 28ste week heet een ontijdige geboorte — en in beide gevallen is het kind nog niet geschikt om te blijven leven. Een geboorte tussen de 28ste en 40ste week is een vroegtijdige en dan bestaat doorgaans de mogelijkheid, het kind in het leven te houden. Of er een verlate geboorte, d.w.z. na een zwangerschap van meer dan 40 weken, kan plaats hebben, wordt betwist.

Doordat het bekken der dieren ruimer is, geschiedt bij hen de geboorte in het algemeen veel gemakkelijker en sneller dan bij de vrouw (z baring en zwangerschap).

(2, godsdiensthistorisch). Het karakteristieke in de houding van de religieuze mens tegenover de geboorte en het leven is, dat hij het leven niet als gegeven accepteert, de geboorte niet eenvoudig laat gelden als een nu eenmaal gegeven feit, doch zij het op magische, zij het op andere wijze iets van het leven tracht te maken. Vandaar het feit, dat vele primitieve volken het feit van de geboorte op zichzelf niet heel belangrijk achten. Zolang geen riten met het kind hebben plaatsgehad, waardoor het leven definitief is geworden, bestaat het feitelijk nog niet.

Over het doden van jonge kinderen denken sommige primitieven dan ook licht: het is eigenlijk geen moord, doch een uitstel. Eerst de riten maken de geboorte om zo te zeggen geldig. Daaronder behoort in de eerste plaats het geven van een naam, die aan het kind eerst werkelijk leven toebedeelt; voorts allerlei gebruiken als bijv. het Romeinse: op de aarde leggen en weer opheffen van het kind (onder bescherming van de godin Levana); de Griekse amphidromie: het dragen van het kind om de haard, het huiselijk krachtcentrum; in het algemeen het in aanraking brengen van de jonggeborene met een krachtbron. Hetzelfde geldt van de besnijdenis en de besprenkeling met water.

In sommige niet-primitieve godsdiensten, ook in het Christendom, komen enige dezer gebruiken voor, met gewijzigde betekenis; zo wordt de doop een ritus met andere inhoud. De kracht voor het ware leven wordt nu niet verwacht van de magische handeling zelf, doch van de genade, die God aan de handeling verbindt. In dit verband wordt gesproken van wedergeboorte, die het ,,natuurlijke” leven omzet in een „leven uit God”. Elders acht men de geboorte als het ware nimmer perfect, het leven vloeit voort als een stroom, aan de gang gehouden door riten; vandaar, dat bij de dood zo vaak dezelfde gebruiken optreden als bij de geboorte.

Dit kan leiden tot de bij vele primitieven voorkomende voorstelling van een eindeloze reeks geboorten, de idee der Reïncarnatie (z zielsverhuizing), die ten grondslag ligt aan de grote religieuze stromingen van Boeddhisme en Orphisme.