Gepubliceerd op 20-01-2021

Delfstoffen

betekenis & definitie

of Mineralen, (Mineralia), alle als bestanddeelen der aardkorst voorkomende homogene anorganische lichamen; de D. bezitten geen organen, behoeven dus geen voeding, groeien niet van binnen naar buiten maar slechts door uitwendige toevoeging van nieuwe deelen gedurende haar ontstaan, blijven in stand tot een uitwendige oorzaak haar doet vergaan, en missen het vermogen tot voortplanting; de delfstoffen alzoo zijn natuurvoortbrengselen zonder levenskracht en zonder eenige inwendige beweging; zij ontstaan niet door voortteling, en haar toenemen in grootte is geen gevolg eener inwendige ontwikkeling maar alleen een uitwendige bijvoeging of trapsgewijze ophooping van gelijksoortige homogene deelen; de uiterlijkc verschillen tusschen de delfstoffen worden teweeggebracht door het verschil van scheikundige bestanddeelen; het zijn meest allen vaste lichamen; slechts onder zekere voorwaarden kunnen zij vloeibaar en luchtvormig optreden; de D. maken tezamen ’t delfstoffenrijk uit. De bepaling homogeen, beteekenende dat een lichaam, om tot de ware delfstoffen gerekend te kunnen worden, over zijn geheele uitgebreidheid d izelfde physische en chemische eigenschappen moet vertoonen, zondert van de D. alle saamgestelde gesteenten (zie Gesteente) af, die als vermengingen van verschillende delfstofsoorten zijn te beschouwen; homogeen zijn alle delfstoffen die op zichzelf enkelvoudige lichamen (elementen) of bepaalde scheikundige verbindingen zijn. Om hun herkomst worden eenige uit de ontbinding en vervorming van voorwereldlijke, bewerktuigde overblijfselen ontstane en in den schoot der aarde begraven massa’s, als steenkool, barnsteen, asphalt, mede naar het gebied van het delfstoffenrijk verwezen. De D. kunnen uit zeer verschillend oogpunt worden beschouwd, eerstens als scheikundige grondstoffen en bepaalde verbindingen, onderscheiden door hun saamstelling en bijzondere, uitwendige eigenschappen, als door kristalvorm, dichtheid, soortelijk gewicht, optische omstandigheden, als glans en kleur. De onderscheiding en beschrijving der afzonderlijke delfstofsoorten, waarvan men een 1200-tal kent, is de taak der bijzondere delfstof kunde of mineralogie; het onderzoek naar hare geologische verbreiding en naar haar beteekenis ten aanzien van den opbouw der aardkorst, naar de wetten volgens welke zij in elkanders nabijheid kunnen voorkomen, naar de geschiedenis van haar ontstaan en ontwikkeling, behoort voor het grootste deel tot het gebied van de leer der gesteenten of der petrographie, die een onderdeel is van de geologie of geognosie; de lithurgiek is de leer van het gebruik dat van de delfstoffen kan worden gemaakt tot het voorzien in menschelijke behoeften.

De eigenschappen der delfstoffen, die de hoofdzaak zijn van haar wetenschappelijke beschrijving, zijn van drieërlei aard, en hebben betrekking op den vorm (uiterlijke gedaante, inwendige gedaante, tezamen de morphologische of geometrische eigenschappen geheeten), de natuurkundige geaardheid (samenhang, soortelijk gewicht, invloed op de menschelijke zintuigen, verhouding tot licht, electriciteit en magnetisme, tezamen de physische eigenschappen geheeten), en op de scheikundige geaardheid (soort der saamstellende stoffen, hoeveelheid van elke stof enz.)

Naar hunne morphologische eigenschappen verdeelt men de delfstoffen allereerst in gekristalliseerde, kristallijne en amorphe; gekristalliseerde of regelmatige delfstoffen zijn zulke die naar zekere wetten gevormd zijn: door regelmatig verdeelde en oorspronkelijke vlakken begrensde individuen, wier molekulen in een bepaalde orde zijn gerangschikt; kristallijne of onregelmatige delfstoffen noemt men die welke in haar uitwendige vormontwikkeling gestuit zijn, doch wier physische molekulaire geaardheid met die der gekristalliseerde delfstoffen volkomen overeenkomt; amorphe of vormlooze delfstoffen zijn die welke uitwendig noch inwendig een regelmatigen bouw vertoonen, waarbij de rangschikking der molekulen onregelmatig is, en bij welke elasticiteit en koherentie in alle richtingen gelijkelijk werken. Tot de eerste groep, gevormd door die delfstoffen welke begrensd zijn door gelijke vlakken met rechtlijnige kanten en hoeken, welke geometrisch kunnen worden gemeten, belmoren uitsluitend de zg. kristallen (zie aldaar); tot de laatste behalve de vloei- en luchtvormige slechts een klein getal vaste delfstofsoorten, als b. v. de opalen; het meerendeel der delfstoffen behoort tot de kristallijne. Vele delfstoffen, vooral toonachtige, zijn slechts schijnbaar amorph, aangezien zij uit een zeer innige opeenhooping van microscopische deeltjes van kristallijnen aard bestaan. Overigens zijn de individuen van het delfstoffenrijk in het algemeen betrekkelijk slechts zelden geheel vrij en wat haar vorm betreft volkomen volvormd, in den regel daarentegen tot aggregaten en complexen vereenigd, die uit een menigte naast, over en door elkander gegroeide induviduen zijn saamgesteld. Tot zoodanige aggregaten behooren ook de als veranderingsproducten van vroegere delfstoffen te beschouwen zg. pseudomorphosen. Ben groote beteekenis heeft in den nieuweren tijd het microskoop ten opzichte van de delfstoffen verkregen, daar het met behulp van dit instrument mogelijk is geweest de fijnere anatomische structuur te onderzoeken en belangrijke gevolgtrekkingen omtrent het ontstaan eener delfstof te maken.

Ten aanzien van haar physische eigenschappen zijn de delfstoffen onderscheiden door haar samenhang, haar verhouding tot reuk, smaak en gevoel, en tot licht, electriciteit en magnetisme ; de physische eigenschappen der D. zijn in het algemeen de zoodanige, welker waarneming geen verandering in den aard van het te onderzoeken lichaam teweegbrengt. Van de physische eigenschappen is de met den samenhang, in het nauwste verband staande splijtbaarheid volgens vaste wetten van de kristallen en de kristallijne massa’s, een der voornaamste, daar zij van de gedaante van een lichaam geheel onafhankelijk, derhalve steeds constant, standvastig is, en zoodoende een der belangrijkste hulpmiddelen is voor het nasporen van den aggregaattoestand van een lichaam; onder den aggregaattoestand van een lichaam verstaat men in het algemeen den vasten, vloeibaren of gasvormigen staat van een lichaam; waarschijnlijk kunnen al deze drie verschillende toestanden nog veelvuldige wijzigingen ondergaan, doch bij de gassoorten zijn deze soms moeilijk waar te nemen, en hoewel de vloeibare lichamen zich in dit opzicht duidelijker vertoonen, laten zij zich ook bij deze niet met zoo groote juistheid bepalen als bij de vaste lichamen, die nu eens zeer hard en zwaar, dan weer broos, week en zeer licht zijn. Behalve de splijtbaarheid leveren nog het vijlen en slaan tegen staal, hameren, het buigen, het pletten, het uittrekken en het krassen gegevens op waaruit zich de inwendige latente samenhangsverhoudingen laten afleiden; b.v. de dichtheid van kwarts is 7, die van topaas 8; als nu met een stof op kwarts krassen kunnen worden gemaakt, terwijl de stof zelf door topaas kan worden gekrast, zoo ligt de dichtheid van die stof tusschen 7 en 8. Wordt een lichaam in een richting, waarin geen splijtbaarheid voorhanden is, gebroken, dan. vertoont zich de zg breukvlakte, die schelpvormig wordt genoemd wanneer zij verhevenheden en uithollingen vertoont die met het afdruksel van schelpen overeenkomen, en zich verder glad, effen, splinterachtig, bladerig enz. kan voordoen. De dichtheid en het soortelijk gewricht zijn evenzoo physische eigenschappen die bij de onderscheiding en soortbepaling der delfstoffen een eerste plaats innemen. Het soortelijk gewicht der D. ligt tusschen zeer wijde grenzen (iridium 21—23, aardolie en aard was 0.6 en 0.9; echter is bij de meestverbreide D., b.v die welke gesteenten vormen, een soortelijk gewicht van 2.5—3 5 het meest voorkomende. In het nauwste verband met

de morphologische vol vorming van de kristallen onder de delfstoffen staan verder een deel harer optische eigenschappen, als haar eenvoudig of dubbel lichtbrekend vermogen, het voorhanden zijn van een of twee optische assen, hare verhouding tot gepolariseerd licht, hare kleurverscheidenheid naar verschillende richtingen enz.; de wetenschap heeft zich een menigte vernuftige instrumenten, apparaten en methoden voor het onderzoek naar de optische eigenschappen der D. verschaft, als de verschillende polarisatieapparaten, den stauroskoop, den dichroskoop, de instrumenten tot meting van den brekingsindex en van de hoeken der optische assen, alle apparaten die voor ’t bijzonder en alzijdig onderzoek of voor de diagnose der D. van het hoogste belang zijn. Andere optische eigenschappen die met den kristalvorm niet of niet direct saamhangen, zijn de glans, de kleur, de pelluciditeit of het vermogen om licht door te laten enz. De invloed die de D. op de zintuigen van den mensch uitoefenen zijn zeer verschillend; wat den reuk betreft, deze is afkomstig van ingemengde stoffen enz., de meeste hebben geen reuk; naar den smaak verdeelt men de D. in smaak en geen smaak bezittende D.; de smaak- van D. die deze bezitten kan zeer verschillend zijn: saamtrekkend, prikkelend, verkoelend, zoutachtig, bitter, zoet, zwavelachtig, metaalachtig enz., terwijl enkele smaaklooze zich onderscheiden doordat zij aan de tong vastkleven; de smaak der D. hangt overigens af van haar scheikundige bestanddeelen; smaak is alleen waar te nemen aan D. die in water oplosbaar zijn (zouten); ten aanzien van het gevoel kunnen de D. zich voordoen met een vettige oppervlakte (speksteen, talk, kalk), zacht (asbest), ruw (puimsteen), koud (edele steen), klevend (toon, klei); door het gezicht laten zich meerdere merkwaardige kenteekenen der D. waarnemen, als haar glans, doorschijnendheid en straalbreking; de kleur der D. kan een wezenlijke, met de scheikundige substantie overeenkomende zijn (gekleurde, diochromatische D., als groen malachiet, blauwe kopervitriool, rood vermilj.), of zij kan berusten op een bijgemengd vreemd pigment (verontreiniging), waardoor op zichzelf ongekleurde D. in gekleurde (allochromatische) worden veranderd; zoo is b.v. smaragd door chroomoxyd groengekleurd beryll, enz.; aan eenzelfde delfstof zijn niet zelden verschillende kleuren waar te nemen; zoo zijn er b.v. inwendig rood en uitwendig groen gekleurde toermalijnkristallen, diopsiedkristallen, die aan het eene einde groen, aan het andere kleurloos zijn, en ook vele, die, als b.v. de agaten, gevlamd, gestreept, geaderd, gevlekt, gestippeld zijn; kenmerkend is voor vele gekleurde D. ook de kleur harer pulvers; door uitwendige scheikundige werkingen kunnen de kleuren der D. veranderen, de D. kunnen „aanloopen”; de op deze wijze ontstane kleuren (aanloopklenren) zijn ol over de gehecle oppervlakte gelijk of op onderscheidene punten verschillend; in het laatste geval verkrijgen de D. een bont aanzien (regenboogachtig, enz.). Naar den graad van het vermogen der D. om licht door te laten (pelluciditeit) onderscheidt men de D. als halfdoorzichtig, doorschijnend, aan de kanten doorschijnend, ondoorschijnend (opact). De glans der D. wordt naar zijn hoedanigheid metaalglans, diamantglans, glasglans , vetglans, paarlmoerglans, zijdeglans genoemd; naar de sterkte van den glans onderscheidt men sterk- en zwakglanzende D., terwijl waar glans geheel ontbreekt van doffe, matte D. wordt gesproken; de metaalglans gaat steeds gepaard met ondoorzichtigheid en zekere (metallieke) kleurnuancen en geeft den metallieken habitus van een delfstof aan; anderszijds zijn niet-metallieke glans, nietmetallieke kleuren en doorzichtigheid, zij het ook in geringen graad, eigen aan de nietmetallieke D. Van minder beteekenis voor de soortbepaling, maar van groote theoretische belangrijkheid, vooral wegens de betrekking tot de symmetrie der kristallen, zijn de electrische en thermische eigenschappen der D., als b.v. uitzetting bij warmte, warmtegeleiding enz. Daarentegen leveren de uitkomsten bij proefnemingen voor de blaaspijp vele gegevens tot de soortbepaling der D. op; voor de blaaspijp blijken de D. onsmeltbaar of vuurbestendig, moeilijk of licht smeltbaar (met of zonder opblaring, en waarbij zij tot een doorschijnend glas, een email of tot een sponsachtige massa overgaan), en vluchtig; Kobell heeft voor de smeltbare D. een schaal van smeltbaarheid saamgesteld, door middel waarvan .men, op de wijze als bij de dichtheidsschaal, de smeltbaarheid van een delfstof vergelijkenderwijze kan bepalen; de zes smeltgraden zijn aanvangend met de lichtst smeltbare delfstof:

1) antimoonglans,
2) natrolith,
3) almandin,
4) straalsteen,
5) orthoklas,
6) bronziet.

Magnetisme bezitten slechts enkele delfstofsoorten; polair magnetisme vertoonen platina en magneetkies en vooral in staat van ontbinding verkeerend magneetijzer (natuurlijke magneet); eenvoudig magnetisch, door magneten wordende aangetrokken, zijn met name ijzer, magneetijzer, magneetkies, en nog eenige veel ijzer bevattende delfstoffen; dikwijls is er slechts een kleine hoeveelheid ijzer in een delfstof noodig om dit het vermogen te verleenen op de magneetnaald te werken; dikwijls echter eerst na vooraf te zijn gegloeid of gesmolten.

Bij het onderzoek naar de scheikundige geaardheid, de scheikundige eigenschappen van een delfstof, de soort der stoffen die in een delfstof voorhanden zijn (kwalitatieve analyse), de hoeveelheid van elke stof (kwantitatieve analyse), bedient men zich in het algemeen van dezelfde methoden als bij de anorganische scheikunde, en slechts terwille eener snelle bepaling maakt men bij voorkeur gebruik van den zg. drogen weg met behulp van de blaaspijp ; bij het onderzoek van deze categorie van eigenschappen komen allereerst in aanmerking de scheikundige reacties. De scheikundige saamstelling kan slechts door een nauwgezette kwantitatieve analyse worden gevonden, terwijl de chemische reacties louter tot de meer of minder nauwkeurige kennis der kwalitatieve saamstelling leiden. Deze laatste eenvoudige scheikundige proefnemingen worden langs den drogen of langs den natten weg gedaan; bij de methode van onderzoek langs den drogen weg bedient men zich van de blaaspijp, met bijvoeging van vloeimiddelen (soda, borax); aldus worden gegevens omtrent de smeltbaarheid, het ontwijken van vluchtige stoffen, de sublimatie van zekere zelfstandigheden, de aanwezigheid van een of meer kenmerkende metalen enz. verkregen, waarbij de kleur van de vlam die de verhitte stof oplevert, en de producten en verschijnselen die bij samensmelting met andere stoffen worden verkregen en waargenomen, een belangrijke iol spelen. Bij proefnemingen langs den natten weg gaat het in hoofdzaak om den graad van oplosbaarheid van een delfstof in water of in verschillende zuren, de daarbij optredende ontwikkeling van gassen, de afscheiding van enkele bestanddeelen (b.v zwavel, kiezelzuur) enz ; de in water noch in zuren oplosbare of ontbindbare stoffen moeten met andere zelfstandigheden worden saamgesmolten, om hen daardoor oplosbaar en voor de analyse toegankelijk te maken.

De pogingen om de in de natuur voorkomende D. kunstmatig door het experiment te imiteeren. berusten hierop, dat de elementen synthetisch tot een verbinding worden saamgevoegd, of anderszijds daarop dat voldaan wordt aan de voorwaarden waarop een reeds bestaande verbinding een vasten kristalvorm aannemen kan. Met behulp der sublimatie, van de inwerking van gassen en dampen op sterk verhitte lichamen, het smelten en oplossen van vloeistoffen, enz., heeft men op dit gebied zeer bevredigende en belangrijke resultaten verkregen.

De delfstofsoorten zijn, golijk reeds word aangemerkt, scheikundige zelfstandigheden en verbindingen; scheikundig-analoog saamgestelde D. vertoonen dikwijls gelijke kristalvormen, zijn isomorph (zie Isomorphie); anderzijds kunnen echter ook in verschillende kristalstelsels kristalliseerende D eenzelfde scheikundige saamstelling bezitten (zie Heteromorphie): de erkenning van de belangrijkheid der scheikundige saamstelling vindt ook hierin haar uitdrukking dat bij de systematische rangschikking der delfstofsoorten dikwijls van scheikundige beginselen wordt uitgegaan. Men rangschikt op dien grondslag de D. als volgt:

Klasse I Elementen en hunne isomorphe vermengingen , omvat de orden der Metalloiden en der Metalen

Klasse II Zwavelverbindingen (ten deele de Inflammanten der oude delfstofkunde) en de verbindingen van het selenium, liet tellunnm, liet arsenicum, het antimoon en liet bismut; omvat de orden der Eenvoudige Sulfiden, der Siilfozouten en der (Kysulfuriden

Klasse III. Oxyden, met de orden der Anhydndeit en der Hydraten of Hydrowdeu

Klasse IV Haloidzoutcn, met de orden der Eenvoudige halonlzouten en der Duhbelchlonden en Dubbelftuoriden en als aanhangsel de (Kyelikmden en üxyfluonden.

Klasse V Zuurstofzouten (Oxw.outen) met de orden der Almmnaten. en Eerraten, Hoi aten, Nitraten, Oarbonaten, Selcnieten, Arsenieten en Anttmometen, Sulfaten, Chromatcn, Molybdaten, Wolframaten en Uranaten, Tellnraten, Phospbaten, A i senmten. A ntimoniaten, Vanadmaten, Niobaten en Taiitnlaten, Silikaten, Ttfauaten, Zin-on iaf.cn, Thorateu, Stannaten, Verbindingen der Silikaten, met Titanaten, Zirconiaten, Niobatcn en Vanadmaten en Verbindingen der laatstgenoemde zouten onderling

Van deze orden wordende meeste nog in twee onderorden verdeeld, die der watervryen (anhydrische), en der waterhoudende (hydroxidische)

De Silikaten worden in de volgende „natuurlijke groepen” onderverdeeld Andalusietgroep, Toermalyngroep, Eptdotgroep, Olivmgroep, Wiltemietgroep, Granaatgroep, Helvinggroep, Skapohthgroep, Nepliehngroep, Ghmmergroep, Clintometgroep, Clilonetgroep, Talk- en Scrpentingroep, Augieten hoorublendegmep, Cordienctgroep, Veldspaatgroep, Zeolithgroep, Toongroep, benevens een aanhangsel, allerlei Metaalsilikaten.

Klasse VI. Organische verbindingen, ten deele de Inflammabilien der oude delfstofkunde), met de orden van de Zouten der organische zuren, Koolwaterstoffen en Harsen, en een aanhangsel - Kolen.

Het kenteeken van een bijzondere delfstofsoort is de bijzondere wijze, waarop zij zicli in hare saamstelling en eigenschappen voordoet. Behalve de bovenstaande, meer zuiver wetenschappelijke rangschikking, worden ook andere verdeelingen gevolgd, waarvan enkele daarnevens in stand zijn gebleven. Wordt als grondslag van rangschikking genomen het bestanddeel dat in groote hoeveelheid of met bijzondere kenmerken in de delfstof voorkomt, dan kunnen 3 klassen worden gevormd: Metalloïden, Metalen en Organische verbindingen. Andere stelsels van rangschikking zijn gegrond op kristalvorm, hardheid, dichtheid. Een der meest bekende en meest practische rangschikkingen is die in Metalen, Aardsoorten en Gesteenten, Brandbare delfstoffen en Zouten. De voornaamste delfstoffen zijn (voor nadere bijzonderheden zie bij de genoemde stoffen op hun alphabetische plaats):

METALLOÏDEN of niet-metalen (zulke 1) die over het geheel den mefaalglans missen, weinig of geen gelcidmgsvennogen voor warmte en electncitdt bezitten, en veelal of uitsluitend in vloeibaren en gasvurmigen toestand voorkomen)

Zuurstof (Oxygenium) in 1771 door Pnestley ontdekt, maakt éenvijtde van de dampkringslucht en eenderde van de ge.heele aardmassa uit, bezit groote geneigdheid om zich met allerlei lichamen te verbinden (die te oxydeeren) en daarmede nieuwe lichamen (oxyden, zuren) te vormen

Waterstof (Hydrogenium), brandbare lucht, bestanddeel van liet water en vele andere lichamen, wordt kunstmatig verkregen uit ijzervijlsel of zink met verdund zwavelzuur, kan ontstoken worden en verbindt zich daarbij scheikundig met zuurstof tot water, geeft, met koolstofscheikundig verbonden, lichtgas, is 14 en een half maal lichter dan de dampkringslucht,

Koolstof (Carbonuun), vast, reuk- en smaakloos, onsmeltbaar, slechts oplosbaar in gesmolten ijzer, komt voor m verschillende vormen Gekristalliseerde kool (diamant, graphiet, anthiaciet), Plantaardige kool in houtskool en zwartsel, Dierlijk kool in beenzwart, met zuurstof scheikundig verbonden of bij gisting van plantenstoffen en bij behandeling van kalksteen of krijt met zwavelzuur enz ontwikkelt zich koolzuur dat zwaarder is dan de dampkringslucht en een prikkelenden smaak geeft aan bier en wyn

Stikstof (Xitrogenmm, Azotum) kleur-, reuk-en smaakloos, maakt bijna viervijfde van de dampkringslucht uit, geeft niet de zuurstof scheikundig verhouden het salpeterzuur, wordt verkregen bij liet in een algesloten ruimte verbranden van vlucht'ge stoften.

Zwavel (Sulphur) licht smeltbaar, wordt gevonden als erts in zwavelkies en gips, en gelegen in de nabijheid van vulkanen, geeft met zuurstof verbonden zwavelzuur, met zuurstof en waterdamp zwavelzuur.

Selenium, zeldzaam, vooral gekenmerkt doordat vele zijner verbindingen in hooge mate kwalijkriekend zijn, vertoont overigens groote overeenkomst in scheikund. eigenschappen met zwavel.

Phosphorus, wordt verkregen uit phosphorzuur, en dit laatste uit witgebrande beenderen met zwavelzuur overgoten, is kleurloos, doorzichtig, wordt, aan het licht blootgesteld, geel en ondoorzichtig, ontwikkelt in de lucht lichtende, witte, sterk riekende dampen, werd 1669 door Brandt te Hamburg ontdekt.

Kiezel (Silicium i. komt nooit in vrijen toestand voor, is altijd verbonden met zuurstof, kiezelzuur, maakt het hoofdbestanddeel uit van de meeste delfstoffen en is naast de zuurstof ook hoofdbestanddeel van de vaste aardkost, wordt in verschillende soorten verdeeld :

a Kwarts, gewone kwarts, onregelmatig of korrelig,

de fijnste sooiten woideu met potas h gesmolten tot glas , verder zand, grint, keisteen Bergkristal, doorschijnend in zeszijdige zuilen, vooral in Zw itserland, Saksen en Boliemeti — Vuursteen, vooral in Frankrijk, thans van minder belang dan vroeger

b Edele steen en, gebruikt als voorwerpen van weelde De amethist, violetkleurig;oud tijds beroemd als middel tegen dronkenschap, de chalcedon in verschillende kleuren (rood carneool, groen ehrysopaas), doozen, knoppen, knikkers, - de jaspis (bandjaspis, kogeljaspis); — de topaas, ook chrysoliet, of goudsteen, schoon geel, Oost-Indie, Brazilië, — de smaragd, heerlijk groen ; Zuid-Amerika, Azië, Hongarije, Boliemen; de zirkon, rood gekleurd, ook hyacint genoemd; — de agaat, schoon geteekeud ; kunstvoorwerpen, kleine mortieren; — de opaal, met bijzondere kleurmen geltng; — de granaat, vooral de donkerroode voor sieraden — de toermalijn, m verschillende kiemen, hij verwarming electrisch , — de turkoois, blauw of groett aclitig; Perzie; — de adular of maansteen, hlauwachtig groen; — de labrador, niet kleunvissclingm blauw, groen, geel en rood; — de lazuursteen, heerlijk blauw; uit Siberie, Tliibet, China; beelden en sieraden

c. Toon of Klfi, scheikundige verbinding van kiezelzuur eu aluin aarde, met water vermengd kneedbaar Verschillend naar mate van vermenging met inetaaloxydcn Leem of gele klei, tegels, en met ijzerdeelen, cement, — potaarde, grysnchtig, met fijn kwartszand voor pottebakkerswerk , pijpaarde, lijner en wit, voor pijpen en aardewerk,— porseleinaarde (kaolien), de fijnste soort van klei, geeft met kiezel en gips porcclein (Saksen, Frankrijk, Clnna, Japan); lei, splijtbaar, schrijflei, daklei, — gele aarde of oker, verfstof; — tripel of polijstaarde; — bolus, meest bruin, voor aardewerk; — vollersaaide, groen of geel volmolens,

d Veldspaat De naam spaat wm-dfc ge bruikt voor een spL„tbaar gekristalliseerd metaal Ver schillende soorten-, behalve de adular, de labrador en de lazuursteen (als kostbare verfstof, ultramarijn), ook de puimsteen; de peksteen; de obsidiaan of flesschcnsteeii, groenaehtig zwart, voor doozen, knoopen enz, ook voor snijdende werktuigen en wapenen bij de bewoners van Zuid-Amerika.

e Skrpentrjnstkenen. Speksteen of zeepsteen, vettig op ’t gevoel, polijstmiddel, uitmaken van vlekken, vuurvast vaatwerk; — meerschuim, pijpenkop pen; serpentijn (ophiet of slangensteen), groen gevlekt, mortieren, pilaren

f Glimmkr, meestal gekristalliseerd, in dunne glanzende plaatjes, vooral groen en zwart; in Siberie onder den naam Mana-glas als vensteiglas ge bruikt

g. Augikt, donkergroen en zwart, ook in vele rots soorten, m lava, bazalt enz.

Hiertoe behoort ook de Hoornblende met zijne soorten bergvlas, asbest, annant, gekrïstalliseerd in uiterst fijne naaldjes Aschkruiken, onbrandbaar linnen, lampenpitten, papier

Borium, in vulkanische mineraalbronnen, met zuurstof verbonden als boorzuur

Chloor (Chlorium) meest verbonden met natrium tot keukenzout, heeft een geelgroene kleur en prikkelenden reuk, is oplosbaar in water (cliloor water),

Jodium, in zeewater, m bijna alle plantaardige en dierlijke voortbrengselen der zee, ook in enkele bron nen, vergiftig, offtcineel (zie Levertraan)

Bromium, komt slechts in kleine hoeveelheden voor, verbonden met natrium en magnesium en de zouten van het zee water en sommige zouthronnen

Fluorium, met calcium m vloeispaat, moeilijk te verkrijgen

METALEN

enkelvoudige lichamen, meestal zwaar, met bijzonderen glans, ondoorschijnend, smeltbaar en rekbaar, onderscheiden in gedcgene en ertsen, m edele en onedele, m lichte en zware Gedegene metalen komen voor in zuiveren toestand, ertsen zyn met andere stoffen ver mengd

Edele metalen verbinden zich niet met de zuurstof van den dampkring, zij oxydeeren (roesten) niet, onedele metalen wel

Lichte metalen zijn lichter dan water of niet meer dan vijfmaal zoo zwaar; zware metalen zijn vijf of meermalen zwaarder dan water

Lichte metalen

Kalium of Potassium zilverglanzend en week, buitengew verwantsch in zuurstof

Potasch, koolzuur en kali, uit houtasch door uitloogen gewonnen ; zeepziederijen, glasfabrieken.

Salpeter, salpeterzuur en kali, grauw achtig wit, gevormd bij verrotting van planten en dieren, salpetergrotten op Ceylon, Malta, Sicilië ; geneesmiddel, buskruit

Natrium of Sodium. Met chloor verbonden als keukenzout; uit zeewater, ook in Portugal, West Indie en zoutbronnen iu Duitschland, en als steenzout uit de bergen in Wiliczka, Cordova; gezondheids- en geneesmiddel

Soda, veel overeenkomst met potasch, ook gebruikt m ververijen, zeepziederijen en glasfabrieken

Glauberzout wonderzout, van Glauber, geneesmiddel, bemesting

Borax, vloeimiddel; soldeeren, vuurwerk

Ammonium, vluchtige verbinding van stikstof en waterstof

Salmiak, zoutzuur en loogzout, wit van kleur, vroeger bereid uit kameelenmest in de Egyptische provincie Ammonium, Sal ammoniacum als geneesmiddel, en tot vertinnen en soldeeren

Calcium, een groot gedeelte van de aardmassa, bestanddeel van alle planten en diersoorten, van groot belang door zijne verbindingen.

Vloeispaat, vloeisteen, vloeiaarde, anhydriet, apathiet

Met zuurstof verbinden ontstaat kalk, die wederom verschillende verbindingen vormt Koolzure kalk, by het branden van koolzuur vrij gemaakt, door blussching met water vermengd; metselkalk, zuiveringsmiddel, geneesmiddel, bemesting

Marmer, verschillend gekleurd, bouw- en beeldhouwwerk (Italië, Paros)

Krijt, schrijven, polijsten, bemesten (Engeland)

Kalksteen, in mergel, druipsteen

Kalkspaat in kleurlooze doorzichtige kristallen (LIslaud)

Zwavelzure kalk gips voor beeldwerk en sieraden, — albast, wit of gekleurd als marmer bewerkt

Phosphorzure kalk, hoofdbestanddeel van beenderen

Chloorkalk, voor bleekeryen en als zuiveringsmiddel

Barium, zeldzaam Tot poeder gemalen, wordt het als witte verfstof gebruikt Bij vuurwerk groen licht Ook wel een rattenvergif

Strontium, zeldzaam De base van de strontiaan-aarde, aldus genoemd naar cene steensoort by Strontian in Schotland; ook in den cudestm op Sicilië, geeft rood licht

Magnesium Met zwavelzuur- bitterzout (Engelsch zout) in zeewater en vele bronnen (Seidlitz, Kissingen, Epsom) — Met koolzuur en kalk bitterkalk, als steensoort (dolomiet) eu als fijne witte losse massa (geneesmiddel) — Met kiezelzuur talk, glad eu vet op het gevoel: vlek keuzee]), wagensmeer.

Aluminium. Met zuurst, verbonden,vormt liet de aluinaarde (toonaarde) Gekristalliseerd geelt deze de saphier, sehoone blauwe kleur , de robijn, roode kleur, lieide edelgesteenten (m het rivierzand in Oost-lndie), — de koiund en de smergel, heide zeer hard en als poeder gebruikt tot slypen en polijsten; de aluin, ook fabriekmatig bereid, ververijen

Aluinaarde, verbonden met kiezelzuur, gei lt toon ot klei

Zwarte Metalen,

IJzer, zw 7,7, ltardh 4—5 Rekbaar, v h smelten tam week, oxydeert spoedig (roest,) slechts in meteoorsteeneu gedegen, veelv. m zwavel, zwavelkies, of zuurstof, maagneetijzer, brumyzersteen In Zweden, Rusland, Duitschland en andere landen en werelddelen — In hoogovens wordt het ijzererts met 5 pCt kolen tot giefyzer of ruw ijzer bewerkt Slakke, donkere glasachtige massa \au kiezelzuur, aluin en kalkaarde, bij het smelten uit het ijzer afgezondeid Door verwijdering van de koolstof verkrijgt men smeedijzer; hiervan, door bijvoeging van 1 a 2 pCt. koolstof, verkiygt men staal Blik. ijzerdraad, doodekop, roodaarde

Vitriool, voor Berlynsch blauw, voor inkt, ook in de geneeskunde

Mangaan, zw 8, ook wel bruinsteen genoemd, wordt verkregen uit bruinstceneits en is gewoonlyk verbonden met ijzer Algemeen verspreid, vooral in den Darts, Saksen, Hongarije, Zweden Gebruik tot bereiding van zuurstof en chloorgas, tot kleuren en ontkleuren van glas en mineralen

Kobalt, zw. 8,7, en Nikkel, zw 8,8, komen meest m verbinding met elkander, ook met arsenicum, of met arsenicum en zwavel voor Hard, moei elyk smeltbaar Kobalt geeft eene schoone rozeroode of blauwe verfstof S\ mpathetisclie inkt

Nikkel met geel koper geeft het nieuw zilver

Koper, zoo genoemd naar het eiland Cyprus, zw 8/.), hard 2-8 Rood, sterk glanzend, moeielyk smeltbaar, smeedbaar, rekbaar, in vochtige lucht spoedig oxydeerend, kopergroen, soms gedegen, veelal met zwavel en ijzer, kopcrkies In Zweden, Rusland, Engeland, den Darts, het Ertsgebergte, China, Canada, Peru Koper met tm geeft brons, geschutmetaai, klokspijs; — met zink of galmei geelkoper, roodkoper bladgoud, met zink eu nikkel nieuw zilver. Koper en zijne verbindingen zijn vergiftig

Bismut, zw ü,8 roodachtig wit, licht smeltbaar, gedegen. In Saksen en ’t Ertsgebergte, Soldeersel, blanketsel, kleuring van glas en porcclein, ook gebruikt in de geneeskunde

Lood, zw. 11,5; hard 1 — 2 Week, buigzaam, licht smeltbaar, glanzend, tamelijk rekbaar, oxydeert spoedig Vergiftig Met zwavel verbonden, loodglans, in verfstoffen loodwit, menie; — tot platen en buizen, ook tot drukletters, ook tot kogels — Engeland, Spanje, den Darts, Vereenigde Staten. Tin, zw. 7,8; hard 2 — Week, buigzaam, licht smeltbaar, met gedegen. Weinig geneigdheid om zich met de zuurstof te verbinden ; daarom gebruikt tot vertinnen, Blik, soldeersel gereedschappen. In Engeland, Saksen, Banka, Bilhton

Zink, zwaar 6,8; hard 2 — 3 Grauwwit, rekbaar, met gedegen Met koolzuur of kiezelzuur — galmei ot kalamyn; — met zwavel — zmkhlende In Silezie, Saksen, Engeland, China. — Dak- en scheepsbekleeding, pijpen,gietwerk, geneeskunde oogkwalen.

Chromium, zw. 5,9. Aldus genoemd naar het Grieksche woord chroma, kleur. Als metaal van minder belang, maar meer in zijne verbindingen, die alle zeer schoone groene, violette gele, of rood« kleuren opleveren. Beschilderen van glas en porcelein.

Antimonium, zw. 6,7. Blauwachtig wit, zeer bros, niet gedegen Met zwavel verbonden: spiesglans, vergif, geneesmiddel; — met lood tot letterspecie. In Frankrijk, Hongarije, Spanje Arsemcii m, zw 5,7. Blauwachtig grijs, ruw, soms gedegen, veelvuldig met kobalt en ijzer. Algemeen verspreid, vooral te vinden in Duitschland. In verbinding met zuurstof en andere stoffen geeft het een wit poeder, rattenkruit, dat sterk vergif is, — verfstof,geneesmiddel.

Edele Metalen

Kwikzilver, zw. 13,G. wit, hard; smeltbaar bij 40 gr 0 , by meerdere warmtegr week en vloeibaar. Zelden gedegen; meest met zwavel verbonden cinnaber, bergrood, vermiljoen In Spanje (Almaden), Kram, Peru, Brazilië, Meueo, China — Vermogen om den samenhang van de meeste metalen te verbreken en zich daarmede te verbinden, amalgama Vergulden en verzilveren; spiegelglas, barometer, thermometer; — medicijn; vergil

Zilver, zw. 10,5; hard 2 — 3 Glanzend, wit, moetelyk smeltbaar, zeer rekbaar; meest als erts; soms gedegen, als aderen. In Mexico, Zuid-Amerika, den Harts, ’t Ertsgebergte Munten, gereedschappen, sieraden. Vermenging meest met koper, alliage, legeering. Verbinding met chloor, ook met salpeterzuur, onuitwisehbare inkt, lapis ïnfernalis.

Goud, zwaar 19,3; hard 2-3. Sterk glanzend, moeiehjk smeltbaar, alleen oplosbaar door zoutzuur en salpeterzuur, koningswater, zeer rekbaar, meest gedegen, stofgoud. In Zuid-Amerika, Californie, Australië, Atnka, den Oerla. Munten, gereedschappen, sieraden Vermenging met andere metalen. Platina, zw. 21; hard4 — 5 Prys omtrent 4 maal die van zilver. Grauwachtig wit. glanzend als zilver, vandaar de naam platina. Bij zeer, sterke hitte smeltbaar, scheikundige werktuigen, zeer rekbaar, doorgaans verbonden met andere stoffen

ORGANISCHE VERBINDINGEN

Turf, van vergane planten, van veen, waarvan liet hoofdbestanddeel turtmos is; Bruinkool, ouder dan de turf, zwartachtig bruin, vooral in Duitschland. Fijn gemalen voor bemesting; ook gebruikt tot brandstof; eene bijzondere soort (git), gepolijst voor sieraden Steenkool, nog ouder In Engeland, Duitschland, ook in andere werelddeelen. Verwarming, verlichting, fabrieken, werktuigen. Barnsteen, brandsteen, elektron. Verhard hars van vroegere boomsoorten. Doorschijnend, geel of bruin. Reukwerk, vernis, sieraden. Oostzeekust, Sicilië Steenolie, petroleum, naplilha. Geel, bruin of zwart; in bronnen, vooral inde nabijheid van vulkanen; zeer brandbaar Verlichting In Perzie, ltahe, Noord-Amenka Asphalt, aardhars, aardpek, jodenpek, bitumen. Vast of week, bruin of zwart In Palestina, Frankrijk, Amerika Reeds door de Egyptenaars gebruikt bij het balsemen van de lijken; thans als brandstof, verf, vernis, bedekking van wegen, daken en schepen

Onder de GESTEENTEN zijn de voornaamste

Leisteen (kwarts, glimmer, veldspaat, talk en kool) Blauwachtig zwart, schilferachtig.

Gneis, kwarts, glimmer en veldspaat. Grauwwit, geel of groenachtig. In vele der Zwitsersehe Alpen.

Graniet, kwarts, glimmer en veldspaat Niet schilferachtig; grauw, rood-, geel- of groenachtig, of wit Montblanc, Hartsgebergte. Bouw-en kunstwerken obelisken.

Syeuiet, aldus genoemd naar de stad Syene in Egypte, veldspaat en hoorn blende. Rood- of groenachtig.

Porphyr, kwarts, veldspaat, glimmer, graniet Verschillend gekleurd Egypte, Zweden, Aziatisch Rusland Pilaren, vazen, kunstwerken.

Basalt, augiet, veldspaat, magneetijzer Zwart, groen-, grauw- of bruinzwart In de nabijheid van mtgehraude vulkanen. Lava, van vulkanischen oorsprong Bruin, grauw, roodachtig, groen, geel of zwart

Zandsteen, kwarts, toon, mergel, ijzeroxyde. Verschillende kleuren Bouw- en beeldhouwwerk, molensteenen, slypsteenen.

De vorming der D. heeft op drieërlei wijze plaats; zij ontstaan door stolling van gesmolten massa’s (als vele deelen der lava, b. v. veldspaat, leuciet, augiet, biotiet, apatiet, magneetijzer), verder door afscheiding uit waterige oplossingen (b v. steenzout en gips), eindelijk door sublimatie uit den dampvormigen toestand (b. v. salmiak, sneeuw). Ten aanzien van haar verbreiding onderscheiden de D. zich opvallend van elkander. Onder het groot getal bekende soorten komen slechts ongeyeer 40 als wezenlijke bestanddeelen der gesteenten algemeen voor; de overige zijn spaarzaam verbreid als toevallige bijmengsels hetzij in kristallijne aggregaten en in kristallen ingegroeid in de gesteenten, of in holle ruimten van deze en in gangen en beddingen van bizonderen aard. Wat de benoeming der afzonderlijke soorten betreft, ontbreekt een leidend beginsel; betrekkelijk zelden zijn de namen gevormd naar karakteristieke eigenschappen (b. v. orthoklas wegens zijn rechthoekige en oligoklas wegens zijn scheefhoekige splijtbaarheid, melanietnaar zijn zwarte kleur, euliniet naar zijn gemakkelijke oplosbaarheid in zuren); het meest zijn de namen der delfstoffen naar de vindplaatsen of naar eigennamen gekozen, waarbij dan het achtervoegsel it (iet), lith wordt gevoegd (b.v. werneriet, danalith enz.)