Gepubliceerd op 29-01-2021

Gesteente

betekenis & definitie

in het algemeen elk aggregaat van delfstoffen dat aandeel heeft in den opbouw der aardkorst. Een G. onderscheidt zich v/e delfstof hierdoor, dat ’t bestaat uit een vereeniging, een saamhangend geheel van vele individueele deelen van een of meerdere delfstoffen. Een kalkspaatkristal of een kwartskristal b.v. is een delfstof; wanneer echter vele kalkspaat- of kwartskristailen of wel onregelmatig begrensde deeltjes van kalkspaat of kwarts zich tot een samenhangende massa hebben vereenigd, die een wezenlijk aandeel neemt aan de samenstelling der aardkorst, dan is zoodanige massa een gesteente (kalksteen of kwartssteen), en wel een eenvoudig, slechts uit een enkele delfstof saamgesteld G. Glimmer en veldspaat zijn eveneens delfstoffen; wanneer echter vele individuen van veldspaat met die van glimmer en kwarts tot een korrelig aggregaat vereenigd zijn, dan is dit weder een G., en wel een gemengd, dat als zoodanig graniet genoemd wordt. Bestanddeelen van een G. zijn die delfstofsoorten uit welke een G. is saamgesteld ; men onderscheidt in dit opzicht nog wezenlijke bestanddeelen, of dezulke die den aard van een G. bepalen en voor zijn constitutie onontbeerlijk zijn (als b v. vleeschkleurig of wit veldspaat en groenzwarte hoornblende voor syeniet), en accessorische bestanddeelen, dezulke die louter toevallig voorkomen en wier al of niet voorhanden zijn op den aard van het G. geenerlei invloed heeft (b v. zirkon of beryll in graniet, titaniet in syeniet, granaat in glimmerschiefer). Verder worden de aan een G waargenomen delfstoffen aangeduid als primaire (de oudste, oorspronkelijke bestanddeelen, hetzij wezenlijke of accessorische) en als secondaire (later binnen in het gegeven G. ontstane, door inwerking van het water enz.). Daar de G. alle uit opeenhoopingen van individueele deelen bestaan en niet zelf individuen vormen, vervalt de scherpe onderscheiding van soorten, die bij de delfstoffen in mindere of meerdere mate mogelijk is. Evenwel heeft men aan in de natuur min of meer constant optredende vereenigingen van delfstoffen tot gesteenten verschillende namen gegeven: graniet, gneis, glimmerschiefer, diabas, dioriet, mèlaphyr, porphier, bazalt, trachyt, phonolith, kalksteen enz. Alle gesteenten wier bestanddeelen reeds bestonden alvorens ze zich tot een G. vereenigden, als b v. alle conglomeraten, breccien, zandgesteenten, noemt men klastische of geregenereerde, in tegenstellng met de kristallijne, als b.v. graniet, wier bestanddeelen in hun verbinding aan de plaats zelf waar zich het G. bevindt, ontstaan zijn. Zijn de afzonderlijke bestanddeelen van het G. met het bloote oog duidelijk te herkennen, dan noemt men het G. phaneromeer, is dit niet mogelijk dan heeft men een kryptomeer G. Naar de vermoedelijke wijze van ontstaan onderscheidt men verder plutonische, vulkanische, metamorphische, neptunische, organogene gesteenten enz. en verder twee hoofdklassen, nl. die der eruptieve of uitbarstingsgesteenten en die der sedimentaire, uit water bezonkene G. Naast de mineralogische samenstelling is vooral de structuur van een G. van beteekenis, deze geeft ook bij de benoeming veelal den doorslag. Onder de structuur van een G. verstaat men de door grootte, vorm, ligging en verbindingswijze der saamstellende delfstofdeelen tot stand gekomen gesteldheid der gesteenten; de structuur kan zijn schieferig, fiuidaal, porphyrisch, porphyrachtig, oölithisch, sphaero-, iithisch, blazig, slakkig, amygdaloïdisch enz. Verdere onderscheidingen worden nog gemaakt op grond van den geologischen ouderdom, zoowel bij de sedimentaire laaggesteenten, om aan te geven tot welke formatie een G. behoort, als bij de eruptieve, om het relatieve chronologische tijdstip der doorbraak te bepalen. In het algemeen pleegt men naar oud gebruik onder overwegende consideratie van bestanddeelen en structuur de gesteenten in te deelen in

A. Kristallijne,
1) eenvoudige, als kalksteen, gips, steenkool,
2) gemengde, en wel
a. korrelige en porphyrische gesteenten, als graniet, syeniet, gabbro, bazalt;
b. schieferige, als gneis, glimmerschiefer, phylliet.

B Klastische gesteenten.

Het onderdeel der geologie, dat zich met de gesteldheid der gesteenten bezighoudt heet petrographie (zie ald.) of lithologie. Wat de vorming der gesteenten betreft, zie Steenvorming.

< >