Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie A
- Afgezien
- Afgezonderd
- Afgezwijnd
- Afgieren
- Afgieten
- Afgieter
- Afgietseldiertje
- Afgifte
- Afglijden
- Afglimmen
- Afglippen
- Afglipperen
- Afgluren
- Afgod
- Afgodeeren
- Afgodendienaar
- Afgodendienst
- Afgodentempel
- Afgoderij
- Afgodes
- Afgodisch
- Afgodist
- Afgodsbeeld
- Afgodskruid
- Afgodspriester
- Afgodsslang
- Afgodstempel
- Afgoeden
- Afgolven
- Afgoochelen
- Afgooien
- Afgorden
- Afgrauw
- Afgrauwen
- Afgraven
- Afgrazen
- Afgreppelen
- Afgrijpen
- Afgrijselijk
- Afgrijzen
- Afgrijzenwekkend
- Afgrissen
- Afgrommen
- Afgrond
- Afgrondelijk
- Afgronden
- Afgrondig
- Afgruizelen
- Afgunst
- Afgunstig
- Afgutsen
- Afhaalder
- Afhaalkotter
- Afhaken
- Afhaker
- Afhakken
- Afhakker
- Afhalen
- Afhaler
- Afhameren
- Afhandelen
- Afhandig
- Afhangeling
- Afhangen
- Afhangzaag
- Afhankelijk
- Afhappen
- Afharen
- Afharken
- Afhaspelaar
- Afhaspelen
- Afhebben
- Afhechten
- Afheffen
- Afheften
- Afheien
- Afheinen
- Afheksen
- Afhellen
- Afhelling
- Afhelpen
- Afhengelen
- Afhielen
- Afhijschen
- Afhinkelen
- Afhinken
- Afhoeden
- Afhoereeren
- Afhoeven
- Afhollen
- Afhompelen
- Afhoogen
- Afhooren
- Afhouden
- Afhouder
- Afhouwer
- Afhuilen
- Afhuiven
- Afhuren
- Afhuurder