Gepubliceerd op 30-08-2018

Afhechten

betekenis & definitie

AFHECHTEN, (hechtte af, heeft afgehecht), (kleerm. en naaisterst.) een draad afhechten, dien vasthechten, zoodat hij niet los kan gaan en het overschietende eind afbreken of afknippen;

— eene kous afhechten, den laatsten toer aan eene kous breien, waarbij de steken van drie naalden op één gebracht worden en zoo de teen gesloten wordt. AFHECHTING, v. (-en).

< >