Gepubliceerd op 30-08-2018

Afgod

betekenis & definitie

AFGOD m. (-en), een werkelijk of denkbeeldig wezen, in plaats van den eenig waren God als godheid aangebeden en vereerd, valsche godheid;

— (fig.) iem. tot zijn afgod maken, iem. aanbidden, in hooge mate liefhebben, buitensporigen eerbied betoonen;
— een afgod van iets maken, iets overdreven liefhebben;
— (bij Da Costa) de afgoden dezer eeuw, de voorwerpen, de personen der hartstochtelijke vereering van den tijdgeest;
— (zegsw.) van zijn buik een afgod maken, zijn hoogste geluk zoeken in lekker eten en drinken;
— zij maakt van haar huis een afgod, zij is overdreven zindelijk en zorgzaam op haar huis;
— (w. g.) men moet van de pop geen afgod maken, men mag wel met iets ingenomen zijn, er zijne speelpop van maken, maar wachte zich daarbij voor zondige en dwaze overdrijving;
— Afgodje, spottenderwijze gebezigd; afgodsbeeld.