Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie A
- AUGIAS-STAL
- AUGIET
- AUGMENT
- AUGUREN
- AUGURK
- Augustijn
- AUGUSTUS
- AULA
- AUREOOL
- AURIPIGMENT
- AURORA
- AUSCULTATIE
- AUSCULTEEREN
- AUSPICIËN
- AUSTRAAL
- AUSTRAALAARDE
- AUSTRAALLICHT
- AUSTRALIË
- AUSTRALIËR
- AUTAAR
- AUTEUR
- AUTEURSCHAP
- AUTEURSRECHT
- AUTHENTICITEIT
- AUTHENTIEK
- AUTO
- AUTO-1NFECTIE
- AUTO-DA-FÉ
- AUTO-INTOXICATIE
- AUTO-PIANO
- AUTOBAND
- AUTOBIOGRAAF
- AUTOBIOGRAPHIE
- AUTOBUS
- AUTOCAR
- AUTOCHROOMPLAAT
- AUTOCHTHONEN
- AUTOCRAAT
- AUTOCRITIEK
- AUTODIDACT
- AUTODIENST
- AUTOËN
- AUTOFIETS
- AUTOGAAM
- AUTOGARAGE
- AUTOGRAPHEN
- AUTOGRAPHIE
- AUTOMAAT
- AUTOMATISCH
- AUTOMOBIEL
- AUTOMOBIELEN
- AUTOMOBILISME
- AUTOMOBILIST
- AUTONIEM
- AUTONOMIE
- AUTONOOM
- AUTOPLASTIEK
- AUTOPSIE
- AUTORISATIE
- AUTORISEEREN
- AUTORITAIR
- AUTORITEIT
- AUTORITEITSGELOOF
- AUTOSPUIT
- AUTOSUGGESTIE
- AUTOTAX
- AUTOTECHNIEK
- AUTOTHERAPIE
- AUTOTYPIE
- AUTOWEDSTRJJD
- AUTRALISCH
- AUXILIAIR
- AUXOMETER
- AVAL
- AVALIST
- AVANCE
- AVANCEEREN
- AVANCEMENT
- AVANT-SCÈNE
- AVARIJ
- AVATAR
- AVE
- AVEELZAAD
- AVEGAAR
- AVEL
- AVELING
- AVENANT
- AVENTURIEN
- AVENUE
- AVER
- AVERECHTS
- AVERECHTSCH
- AVERIJ
- AVERS
- AVERSIE
- AVERUIT
- AVIATEUR
- AVIATIEK
- AVIATISCH
- AVICULTURA
