Gepubliceerd op 30-08-2018

Afhoereeren

betekenis & definitie

AFHOEREEREN, (hoereerde af, heeft afgehoereerd), (bijb.) van God afhoereeren, Hem ontrouw worden door zich aan den dienst van valsche goden over te geven.

AFHOEREN (ZICH), (hoerde zich af, heeft zich afgehoerd, is afgehoerd), zich door hoererij uitputten, door ontucht zijne krachten vernietigen;
— veelhoererij plegen.

< >