AFGIEREN, (gierde af, is afgegierd), schuins of met een draai of zwenking afwijken: het schip zal door den storm een heel eind afgieren, uit den koers raken;
— (zeew.) het ruime sop kiezen, de roede verlaten;
— (w. g.) (van pers.) zich heimelijk verwijderen : zij gierde de kinderkamer af.