AFGRAVEN, (groef af, heeft afgegraven), door ’t graven van eene scheiding (greppel, sloot of gracht) afzonderen;
— door graven wegnemen, zoodat de ondergrond bloot komt: eene veenlaag af graven, de veenlaag wegnemen;
—door weggraven lager maken : een duin, geestgrond, een weg afgraven;
— de vereischte helling (aan het zijvlak van een aardwerk) geven door het weggraven der overtollige aarde. AFGRAVING, v. (-en).