Gepubliceerd op 30-08-2018

Afhankelijk

betekenis & definitie

AFHANKELIJK, AFHANKLIJK, bn. (-er, -st), den steun of de hulp behoevende van : jonge kinderen zijn zeer afhankelijk;

— iem. van zich afhankelijk maken, gezag, macht over hem krijgen;
— zich van iem. afhankelijk maken, zijn gezag erkennen, zich onder zijn gezag stellen;
— in eene afhankelijke betrekking, onvrij, in ondergeschikte betrekking;
— iets van iem. afhankelijk maken of stellen, aan diens beslissing overlaten;
— ons vertrek is van hel weer afhankelijk, wordt er door bepaald of geregeld;
— afhankelijke grootheden, wanneer veranderingen in de eene grootheid veranderingen in de tweede grootheid ten gevolge beeft; zie EVENREDIG. AFHANKELIJKHEID, v.