(ha:k) m. (haken: -je) [~ hoek]
I. Eig.
1. Algm. aan het uiteinde omgebogen, meestal metalen voorwerp om iets daaraan te hangen of er iets mede te grijpen : de van een → blok, → ploeg. → roer, → schrijfmachine ; de -jes van een → veder; de slager gebruikt een S-vormige om vlees aan te hangen; een touw met een om iets op te vissen ; een anker met twee haken.
Gez. dat hangt nog aan de -, is nog niet afgedaan, niet beslist; iets aan de hangen, het opgeven of de behandeling er van uitstellen; iets aan de krijgen, vangen; schoon aan de kost dat vlees..., geslacht en uitgehakt.
2. Inz.
a. aan een hengel bevestigde haak om te vissen : deeg aan de doen; een worm aan de slaan; aan de zijn, gevangen, verloofd zijn; met de vissen, hengelen.
b. haak die in een oog grijpt en dient om klederen te sluiten enz. : een aan zijn mantel laten zetten; haken en ogen; de haken van een → schoen; (dat geeft maar) haken en ogen. getwist ; er zijn haken en ogen aan die zaak, zij is niet makkelijk te beredderen.
c. haak die, in een oog gepikt, dient om een deur enz. open te houden ; zet de deur op de -. → klink.
d. haak waar een deur op draait : de deur is uit de haken gevallen; uit zijn schieten, boos, driftig worden.
3. Uitbr. stok met ijzeren haak daaraan : een om een schip aan te halen.
II. Metf.
1. aan het ene einde schoen vormig omgebogen ijzeren staaf om een voorwerp op de → schaafbank of werkbank vast te klemmen.
2. verkorte benaming van winkelhaak: hout in de schaven ; dat is (niet) in de -, is (niet) zoals het behoort.
3. verkorte benaming van tekenhaak.
4. gereedschap van de letterzetter, bestaande uit een langwerpig, rechthoekig doosje zonder deksel, met slechts één wand in de lengte en met een verschuifbare wand in de breedte: de letters worden eerst in de gezet; letterbaak, zethaak.
5. plantedeel gebogen in de vorm van een haak (II 1).
6. haakjes
a. Algm. insluitingsteken bestaande uit twee naar elkander toegewende boogjes : zet die woorden tussen -jes; iets tussen (twee)-jes opmerken, zeggen, in 't voorbijgaan, terloops.
( ) ronde of gewone haakjes, [ ] vierkante haakjes of teksthaken haakjes, < > hoekige haakjes.
b. Algm. figuur als onder (a) beschreven ; grote, kleine haken; de haken wegwerken; buiten -jes brengen.
III. Aardr. zandplaat in zee.