I. tw. uitroep ter uiting van verschillende schakeringen van gevoel nl.
1. (ha:) blijdschap, blijde verrassing, verrukking : -, wat een blijde dag!
2. (ha) bitterheid, ontzetting, schrik : —. wat een schouwspel!
3. (ha) hoon, schrik : -, riep hij spottend uit.
4. (ha) schriftelijke uitdrukking van een lach : ha, ha, ha, hoe gek!
II. o. (-’s) de klank ha (I): een van verrassing ontsnapte hem.
III. afk. van hektare.