Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Wilhelmus joannes maria antonius ASSELBERGS

betekenis & definitie

Nederlands letterkundige (Bergen-op-Zoom 2 Jan. 1903), schrijvend onder de schuilnaam Anton van Duinkerken, is een der merkwaardigste figuren onder onze R.K. auteurs. Hij studeerde van 1915-1926 aan de Seminaria van het bisdom Breda, van 1926-1929 aan de R.K.

Leergangen te Tilburg, werd in 1929 redacteur van het dagblad De Tijd te Amsterdam en van het maandblad De Gemeenschap, dat een der organen was van de beweging der jongere R.K. Sedert 1934 is hij redacteur van De Gids.Voortreffelijk werk deed hij, door het R.K. element in de Nederlandse dichtkunst te bestuderen, ook gedurende de perioden van Protestantse overheersing zijn streven is gericht op de doorbreking van het R.K. isolement in Nederland als tweede faze na de emancipatie in de 19de eeuw. Aan een en ander dankt men de uitvoerig ingeleide bloemlezingen Dichters der Contra-Reformatie en Dichters der Emancipatie. Op 7 Nov. 1937 verleende de universiteit van Leuven hem het doctoraat honoris causa. In Mrt 1940 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Vondelwetenschap aan de universiteit te Leiden. Tijdens de bezetting van Nederland werd hij door de Duitsers naar St Michielsgestel gevoerd, waar hij van 4 Mei tot 18 Dec. 1942 verbleef. Zijn dichtbundels, uitgegeven tussen 1941 en 1946. verschenen clandestien. Ook sedert de oorlog is hij een der markantste en veelzijdigste essayisten.

Bibl.: Dichtbundels: Onder Gods oogen (1927); Lyrisch labyrinth (1930); Het Wereldorgel (1930); Hart van Brabant (ï937); Verzen op Kerstmis (1941); Waaiend Pluis (1943); Prieel in Troje (1943); Bescheiden Gastgeschenk (1944); Drie Balladen (1944); Undique carmina sonant (1945); Drievuldige begroeting (1945); Verzen uit St Michielsgestel (1946); Tobias met den Engel (1946); Het vierenswaardig Wonder (1946); Odysseus’ Hartsgeheim (1947). Proza en essays: De Ravenzwarte (1928); Verdediging van Carnaval (1928); Hedendaagsche ketterijen (1929); Katholiek Verzet (1930); Welaan dan beminde Geloovigen (1932); Dichters der Contra-Reformatie (1932); Dichters der Middeleeuwen (1935); Verscheurde Christenheid (1937); Bemardus van Clairvaux (1938); Dichters der Emancipatie (1939); Legende van den Tijd (1940); Nederlandsche Vromen (1941); Uren met St Bernard (1941); Ascese der Schoonheid (1942); Het Tweede Plan (1945); Wereldhistorie per Post (1946); Het erfdeel van de Vreugdebloem (1946); Dichters om Oranje (1947); Waarom ik zoo denk ... (1947).

< >