Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

De GIDS

betekenis & definitie

tijdschrift in 1836 opgericht door de uitgever G. J.

A. Beijerinck te Amsterdam, die wegens persoonlijke motieven de boekverkoper Yntema, die de Vaderlandsche Letteroefeningen uitgaf, wilde benadelen. C. P.

E. Robidé van der Aa was de eerste redacteur en het eerste nummer zou i Jan. 1837 verschijnen. In de redactie werd vervolgens ook Potgieter opgenomen, die weldra de eigenlijke leider werd. R. v. d.

Aa werd door Bakhuizen van den Brink opgevolgd. Andere redactieleden der eerste jaren waren W. J. C. van Hasselt, Jan van Geuns en J.

F. Oltmans. Er was aanvankelijk grote tegenstand, zelfs zo zeer dat Beijerinck in 1840 de uitgave niet durfde voort te zetten en zij dus in andere handen moest overgaan. In 1843 was de onenigheid van Bakhuizen van den Brink met de andere redacteurs aanleiding tot zijn uittreding, waardoor het bestaan van het tijdschrift wederom ernstig werd bedreigd.

Het was Potgieter, die nu de eigenlijke leiding had en hij was het, die daarop zijn stempel drukte. Door oorspronkelijke artikelen en doorwrochte critieken poogde hij aan Nederland weder het besef van zijn culturele waarde terug te geven, daarbij de hoge bloei der Gouden Eeuw het diepgezonken volk ten spiegel voorhoudend. Voor de letterkundige critiek zocht hij hulp bij H. J.

Schimmel, die in de redactie opgenomen werd. In 1848 had een ingrijpende reorganisatie plaats gehad. De traditionele indeling in Boekbeoordelingen en Mengelwerk werd prijsgegeven, en door het opnemen van jongeren, als Gerrit de Clercq en toongevende liberalen als Vissering en Buys werd De Gids het orgaan van vernieuwing op staatkundig en sociaal gebied, aanvankelijk in vooruitstrevende later meer in doctrinair-liberale geest. Het is ook door onverdroten strijd voor de liberale beginselen, dat De Gids na 1850 het leidende Nederlandse tijdschrift is geworden.

In 1863 werd Busken Huet in de redactie opgenomen, die door zijn critische werkzaamheid en zijn radicale beginselen voor het tijdschrift een begeerde kracht was, maar reeds in 1865 moest aftreden wegens onenigheid met zijn mederedacteuren; Potgieter achtte zich toen ook verplicht zich uit de redactie terug te trekken. Het verlies van twee zo begaafde redacteuren heeft in de volgende jaren een duidelijke inzinking ten gevolge gehad. Toen in 1880 een herleving intrad, ook op literair gebied, bleek duidelijk, dat De Gids de leiding in de letterkundige critiek verloren had. De oprichting van De Nieuwe Gids was daarvan het gevolg.

Toen De Gids in 1886 zijn vijftigjarig bestaan herdacht, schreef Albert Verwey een scherp artikel, getiteld: De Gids nu hij vijftig jaar is. Na 1890 begon De Gids, de tekenen des tijds begrijpend, de koers te wenden en door het opnemen van De Meester in de redactie ook voor de nieuwe richting in de literatuur open te staan. Sedert werd bijv. telkens werk van Couperus geplaatst. De Gids bleef een algemeen tijdschrift, waarin kunst en wetenschap, zowel als politieke en maatschappelijke vraagstukken, in degelijke artikelen werden besproken.

Sedert 1841 verscheen het bij de uitgeverij P. N. van Kampen. Eind 1949 ging het een fusie aan met het tijdens Wereldoorlog II illegale tijdschrift Ad Interim, zonder echter de naam en het doel te wijzigen.Lit.: De Gids, Dec. 1936.