noemt men een blad, dat tenminste zesmaal per week verschijnt en waarvan de redactionele inhoud voor een aanzienlijk deel wordt gevormd door nieuwsberichten. Bladen, met een soortgelijke inhoud, die minder dan zesmaal per week verschijnen, worden nieuwsbladen genoemd.
De geschiedenis van de dagbladpers vangt aan in het begin van de 17de eeuw. Toen ontstonden in West-Duitsland, Nederland en België de eerste gedrukte bladen met nieuws uit de gehele wereld; Engeland, Frankrijk, Italië en andere landen volgden spoedig dit voorbeeld. Deze in het begin wekelijks verschijnende nieuwsbladen werden couranten genoemd, waarvan het woord krant afkomstig is. De eerste ons bekende oprichters van dergelijke couranten in Nederland en België waren: Gaspar van Hilten en Broer Jansz. in Amsterdam en Abraham Verhoeven in Antwerpen.
Reeds in de loop van de 17de eeuw verschenen vele van deze nieuwsbladen twee- tot driemaal per week. Tegen het einde horen wij van pogingen om een krant dagelijks uit te geven, maar deze pogingen mislukten alle op den duur. Pas tegen het eind van de 18de en in het begin van de 19de eeuw werden in Frankrijk en in Engeland dagbladen in de letterlijke zin van het woord opgericht, die een duurzaam bestaan hadden. In Frankrijk was het Le Journal, in Engeland onder andere The Times. In Nederland kwam het eerste dagblad in 1828 ten tonele: het Algemeen Handelsblad te Amsterdam.
In 1844 kreeg Rotterdam eveneens een dagblad en wel De Nieuwe Rotterdamsche Courant. In 1847 ging de Oprechte Haarlemsche Courant, die in die tijd een vooraanstaande positie in de Nederlandse pers innam en over het gehele land gelezen werd, tot dagelijkse verschijning over. In 1848 volgde De Tijd in Amsterdam.
De grote dagbladen in Nederland verschenen later naar het voorbeeld van De Nieuwe Rotterdamsche Courant tweemaal per dag; tot de bezetting van Nederland door de Duitsers in 1940 hadden zij een ochtend- en avondeditie. Sinds de bevrijding verschijnen de grote dagbladen in Nederland zoals in België, Frankrijk, Groot-Brittannië en Amerika steeds het geval is geweest, slechts éénmaal per dag, hier meestal als avondblad. In Groot-Brittannië overwegen de ochtendbladen. In Frankrijk is in de laatste tijd, nadat vroeger de ochtendbladen gepraevaleerd hadden, een evenwicht tussen avonden ochtendedities ingetreden.
Slechts in Zwitserland verschijnen tegenwoordig nog enkele dagbladen tweemaal en zelfs driemaal per dag.
Na de bevrijding bleek het aantal grote dagbladen in Nederland te zijn vermeerderd met een reeks kranten, die uit de verzetsbeweging en de illegale pers waren voortgekomen. In de eerste plaats moeten hier worden genoemd: Trouw (Anti-Revolutionnair), Het Parool (links-socialistisch), en De Waarheid (Communistisch). Het Vrije Volk (Democratisch-Socialistisch) is in de plaats van Het Volk gekomen. Voorts heeft te Amsterdam De Volkskrant (Rooms-Katholiek) sinds de bevrijding een plaats gekregen onder de dagbladen met een grote oplage.
De grote oplagen tussen de 100 000 en 300 000 exemplaren, die deze nieuwe of vernieuwde kranten bereiken, vormen een verschijnsel, dat vóór de de oorlog in Nederland niet voorkwam, afgezien van De Telegraaf, met zijn neveneditie Het Nieuws van den Dag.
In Nederland bestaan nu 80 dagbladondernemingen, die 125 onder eigen namen verschijnende dagbladen uitgeven. Hun totale oplaag bedraagt 2,8 millioen exemplaren, terwijl voor de oorlog een aantal was bereikt van 1,8 millioen. Dit betekent, dat vele Nederlanders tegenwoordig in tegenstelling tot vroeger meer dan één dagblad geregeld lezen. In Groot-Brittannië, in de V.S. en in andere landen is eveneens het totale aantal dagbladlezers sterk toegenomen; tegelijk is echter het aantal dagbladen achteruitgegaan.
Dat wil dus zeggen, dat hier een sterke concentratie heeft plaats gevonden. Door sommigen wordt dit een gevaar geacht voor een gezonde ontwikkeling van het dagbladwezen. In Nederland bestaan niet minder, maar iets méér dagbladen dan vóór de oorlog, toen het aantal ca 100 bedroeg.
De grootste oplagen van dagbladen komen in Engeland voor. Hierin staat aan de spits de Daily Express te Londen (Conservatief) met 4,1 millioen exemplaren. In Londen verschijnen nog drie andere dagbladen met zeer grote oplagen (ca 2 millioen), nl. Daily Herald (Labour), News Chronicle (Liberaal) en Daily Mail (Conservatief). De meer serieuze en naar verhouding duurdere Daily Telegraph (Conservatief) heeft een oplage van 1 millioen.
Ter vergelijking diene de oplage van 200 000 exemplaren van de vanouds bekende Times. De V.S. zijn niet het land met de grootste dagbladoplagen. De Chicago Tribune met iets meer dan 1 000 000 lezers is wel het grootste dagblad van Amerika, doch niet, zoals op de titelpagina van ieder nummer wordt vermeld, van de wereld. De verre afstanden tussen de grote steden in de V.S. zijn er de oorzaak van dat een enkel dagblad niet tot een zo grote oplage groeit als bepaalde Londense kranten, die in alle Engelse steden lezers vinden. Dagbladen met een landelijke verspreiding zijn in de V.S. dan ook nauwelijks te vinden.
De grootste oplagen bereiken in Amerika evenals trouwens in Groot-Brittannië niet de dagbladen, maar bepaalde populaire weekbladen, waarvan enkele oplagen van 7 000 000 exemplaren en meer behalen. Deze verhouding treft men in andere landen niet aan; overal elders zijn het de dagbladen, die de grootste oplagecijfers hebben.
Het Duitse dagbladwezen bevindt zich sedert de capitulatie in een onzekere situatie door het feit, dat in de vier bezettingszones een verschillende perspolitiek werd gevolgd. De oplagecijfers lopen zeer uiteen. Berlijn is nog altijd het journalistieke centrum van Duitsland. De oplagen daar variëren tussen 60 000 en 600 000.
Een van de belangrijkste problemen van het na-oorlogse Duitse dagbladwezen is de papiertoewijzing. Vooral in de hand van de Russische bezetter werd zij een wapen om de Duitse publieke opinie te beïnvloeden. De oplagecijfers weerspiegelen dus niet de opvattingen van het lezerspubliek.
Het Sovjet-Russische dagblad mist alle attracties, die het in het Westen een grote oplage verzekeren. Het is voor Westerse begrippen dor en hoofdzakelijk bedoeld als middel tot volksopvoeding in communistische zin. Desondanks lopen de oplagen in de millioenen. In 1937 verschenen in Sovjet-Rusland ruim 8000 dagbladen met 36 millioen lezers.
Hiervan nam de Prawda 2 000 000 voor haar rekening, de Izwestija 1 600 000. Typisch is, dat het dagblad, dat de grootste oplage had (3 millioen) en daarmee als een der grootste ter wereld kon gelden, de Krestjanskaja Gazeta, een boerenorgaan is.
In Frankrijk, waar vóór Wereldoorlog II enkele te Parijs verschijnende dagbladen een oplage van 2 000 000 exemplaren te boven gingen, bestaat tegenwoordig geen krant meer die een hogere oplage bereikt dan een half millioen. Na de zuivering, die de pers hier heeft ondergaan, zijn er slechts weinige van de oude kranten teruggekeerd. Vele nieuwe dagbladen zijn opgericht, waarvan de meeste uit de illegale pers zijn voortgekomen, maar zij worstelen met bestaansmoeilijkheden en voortdurend vinden veranderingen plaats.
In België staat, wat oplage betreft, Le Soir te Brussel aan de spits met ruim 300 000 exemplaren. De grootste Vlaamse krant is het liberale dagblad Het Laatste Nieuws te Brussel (ca 290 000). In Brussel verschijnen 15 dagbladen, in Antwerpen 7, in heel België 47; hun totale oplage bedraagt ca 2 000 000 exemplaren.
In Nederland is men op dagbladen haast zonder uitzondering geabonneerd terwijl elders in West-Europa de straatverkoop van afzonderlijke exemplaren overweegt. Het stelsel van abonnement heeft het voordeel, dat de verhouding tussen redactie en lezers nauwer en duurzamer is, het stelsel van straatverkoop het nadeel dat het een krant er toe verleidt door overdreven sensatie in inhoud en opmaak de verkoop van ieder nummer afzonderlijk kunstmatig te stimuleren; de oplage van dergelijke kranten is aan sterke schommelingen onderhevig, wat moeilijkheden in de financiële calculatie met zich medebrengt.
Het dagbladwezen van een land moet een organisch geheel vormen in dier voege, dat naast de dagbladen met een landelijke verspreiding ook een voor haar taak berekende regionale (provinciale) en locale dagbladpers aanwezig is. Terwijl bijv. in Engeland de provinciale pers sterk achteruitgegaan is, doen zich in Nederland geen symptomen van een dergelijke ontwikkeling voor.
De abonnementsprijs in Nederland is gelijk of weinig hoger dan hij voor de oorlog was ; de advertentietarieven (z advertentie) zijn gemiddeld 225 pct verhoogd. Daarentegen is de papierprijs zesmaal de vooroorlogse prijs. De papierschaarste onmiddellijk na de oorlog heeft de Nederlandse dagbladpers, evenals die elders, tot een diep ingrijpende beperking van de omvang der nummers gedwongen; de landelijke bladen in Nederland moesten met nog geen 25 pct van hun vooroorlogse omvang genoegen nemen, de provinciale met 30 tot 40 pct.
Na Wereldoorlog II is in alle democratische landen het probleem van de vrijheid van drukpers en van de mogelijkheid tot misbruik van deze vrijheid aan de orde gesteld (z censuur en pers).
Lit.: M. Schneider, Dc Nederlandse Krant (Amsterdam 1943, 2de dr. 1949); R. Peereboom, Het dagblad (Haarlem 1948); K. Baschwitz, De krant door alle tijden (Amsterdam 1938).
Dagbladzegel was een recht op gedrukte stukken en advertenties, dat in sommige landen (Engeland) reeds in de 18de eeuw, in andere landen (Frankrijk, Nederland, Duitsland) pas rondom de eeuwwisseling van de 18de naar de igde eeuw werd ingevoerd. Het had zowel een fiscale als een censuurbedoeling en drukte zwaar op een gezonde ontwikkeling van het dagbladwezen. Doordat de oppervlakte van het papier het criterium was voor de hoogte van deze belasting, beperkte het ook zeer het formaat van de kranten.
In de 19de eeuw voerden vooral de liberalen een gestage campagne, om wat men ,,de vuile vingers van de fiscus” noemde — men doelde daarbij op de stempels op de kranten — afgeschaft te krijgen. In 1867 werd in Rotterdam het Anti-dagbladzegelverbond opgericht, nadat tot dien pogingen, om het zegel af te schaffen, waren mislukt. In Engeland was men intussen (1855) reeds tot opheffing overgegaan. In 1869 werd dan in Nederland het dagbladzegel afgeschaft.
Sedert die tijd dateert de ontwikkeling van de Nederlandse dagbladpers. In 1874 werd ook in Duitsland, in 1881 in Frankrijk en in 1899 in Oostenrijk het dagbladzegel afgeschaft.