(Dunkerque), vesting- en havenstad en arrondissementshoofdstad in het Franse departement du Nord, ligt aan de Noordzee, aan de spoorlijnen naar Hazebrouck, St Omer, Gravelines - Calais, Bourbourg en Veurne (België) en staat door stoombootverkeer in verbinding met Hâvre, Rotterdam, Londen en Hull. Duinkerken, dat in 1936 31.017 inw. (1946: 10.575) telde, bestaat in hoofdzaak uit twee delen, nl. de door de vestingwerken ingesloten oude stad, en de villawijk Rosendael ten O. daarvan.
In de oude stad komen een vijftal kanalen (Kanaal van Veurne; Canal de Moeres; Canal de Bergues; Canal de Bourbourg en Canal de Mardyck), die in verbinding staan met de havenbekkens ten W. van de oude stad. Door de nieuwe zeesluis, Ecluse du Nord, die 240 m lang en 25 m breed is en, een minste diepte van 9,9 m heeft, kunnen alle zeeschepen de haven binnenlopen. Het getijverschil is er omstreeks 5-6 m.Het voornaamste havenbekken is het bassin-Freycinet aan de westzijde van de voorhaven, met vier zijbassins en aan de oostzijde vier droogdokken. De Westersluis verbindt de voorhaven met het bassin-Freycinet. Aan de zuidzijde der voorhaven leiden twee sluizen naar het Bassin du Commerce; daarachter ligt het Bassin de la Marine. Het Bassin de l’arrière-port, dat daarnaast ligt, staat in verbinding met de kanalen, die landinwaarts voeren. Het aantal kaden wordt voortdurend uitgebreid. Vooral tijdens Wereldoorlog I, toen Duinkerken de belangrijkste basis was voor het strijdende Belgische leger, is het voorzien van allerlei opslagplaatsen, vries- en koelhuizen enz. Later is de spoorwegverbinding met het achterland, in het bijzonder met Lotharingen, verbeterd, waardoor het goederenverkeer, waaronder ook stukgoederenverkeer, in betekenis kon toenemen. In 1947 bedroeg het aantal binnengekomen schepen 534 (397.070 Netto reg.ton); gelost werden 346.400 t. (1938: 2,8 millioen t.), geladen 208.800 t. (1938: 1,4 millioen t.).
Daarnaast heeft Duinkerken belangrijke industrieën, zoals scheepsbouw, staalfabriek, ijzergieterijen, textielnijverheid (vlas-, jute- en katoenspinnerijen en -weverijen; zeildoek- en nettenfabricage), bierbrouwerij en chemische industrie. Verder heeft het een belangrijke trawl- en haringvisserij. De eigen rederij beschikt over een vloot van ca 0,2 millioen reg.ton.
De oude stad, het eigenlijke Duinkerken, valt uiteen in de Basse Ville (ten Z. van het Canal de Bergues) , die regelmatig is gebouwd, en waar de textielindustrie vnl. is geconcentreerd, en het historische centrum met Belfrood, de oude toren van de Kerk van St Eloy, de 16de eeuwse kerk van St Eloy, en het van 1896-1901 gebouwde stadhuis. Het drukste deel van de stad vormt de Quai des Hollandais. Duinkerken is de zetel van een rechtbank, een handelsrechtbank, een Kamer van Koophandel, en vele consulaten, heeft o.a. een school voor hydrografie en technische scholen, een flinke bibliotheek en een schilderijenverzameling van betekenis. Ten O. van de stad ligt de badplaats Malo-les-Bains.
De stad werd in 960 door Boudewijn III, graaf van Vlaanderen, gesticht, in 1388 door de Engelsen verbrand, in 1400 van vestingwerken voorzien en was lange tijd een twistappel tussen Frankrijk, Spanje en Engeland.
In 1540 werd zij door de Engelsen aan de Spanjaarden ontrukt en in 1558 door de Fransen veroverd, doch na de vrede van Cateau Cambrésis in 1559 aan Spanje teruggegeven. De prins van Condé veroverde haar in 1646, doch zij viel spoedig weder in handen der Spanjaarden. In 1658 werd zij opnieuw door Turenne bemachtigd, maar kwam in het bezit van Engeland. Lodewijk XIV kocht haar in 1662 van Karel II voor 4 millioen livres en deed al het mogelijke om haar als vesting onneembaar te maken en haar haven in een uitmuntende toestand te brengen. Gedurende de oorlogen tussen Engeland en Frankrijk berokkenden de vrijbuiters van Duinkerken grote schade aan de Engelse en Nederlandse koopvaardij. Daarom stelde Engeland bij de vrede van Utrecht (1713) de voorwaarde, dat Frankrijk op eigen kosten de vesting dier stad moest slopen en die voorwaarde werd nogmaals voorgeschreven bij de vrede van Parijs (1763). Dat artikel verviel echter bij een latere vrede van Parijs in 1783 en na die tijd werd ijverig gewerkt aan het herstel der wallen van Duinkerken. In Aug. 1793 trachtte de hertog van York vergeefs de stad te veroveren. Sedert 29 Apr. 1915 was Duinkerken, dat het voornaamste rugsteunpunt was voor het Belgische leger, herhaaldelijk het doel van de Duitse luchtaanvallen.
Vooral echter in Wereldoorlog II heeft Duinkerken bekendheid gekregen als ontsnappingshaven van het Engelse expeditie-korps, dat met achterlating van al zijn materiaal in de laatste dagen van Mei 1940 in grote haast op de schepen vluchtte voor de oprukkende Duitse legers. 215.000 Engelsen en 120.000 Fransen wisten zich op deze wijze aan Duitse gevangenschap te onttrekken. Over deze Engelse terugtocht hangt thans nog (Aug. 1949) een waas van geheimzinnigheid. Er bestaan vermoedens dat Hitler de Engelsen bij Duinkerken heeft laten ontsnappen door zijn pantsertroepen, welke op 23 Mei reeds Calais en het kanaal van Arras naar St Omer hadden bereikt, te bevelen halt te houden, zodat deze werkeloos hebben moeten toezien, dat de Engelsen op Duinkerken terugvloeiden. Deze handelwijze van Hitler zou deel hebben uitgemaakt van een politiek schema om het gemakkelijker te maken met de Engelsen tot een accoord te komen. Gedurende de gehele oorlog is Duinkerken een sterke Duitse duikbootbasis geweest. Toen eind Aug. 1944 de geallieerde legers snel oprukten door Noord-Frankrijk, kwam de Duitse 226ste infanterie-divisie te Duinkerken aan met opdracht om in de als vesting ingerichte stad met omgeving stand te houden tot het einde. Het was de Canadese 2de divisie, welke daarna tegen Duinkerken oprukte en op 5 Sept, de vesting insloot. Daar weldra bleek dat het een beleg zou worden van lange duur, werd de Canadese 2de divisie voor de meer dringende operatie in Zeeland tot het vrij maken van de Scheldemonding aangetrokken naar Antwerpen en voor Duinkerken afgelost door de Tsjechische pantserbrigade. De Tsjechische brigade is Duinkerken blijven insluiten totdat het garnizoen capituleerde (9 Mei 1945). In Mrt 1947 werd hier tussen Frankrijk en Engeland een tegen Duitsland gericht verbond gesloten voor de duur van 50 jaar.
Lit.: Derode, Histoire de D. (1852); K. Malo, Nos trois ports du Nord. Collection des grands ports français (1920); A. Broquaire, Notice sur l’état actuel du port de D. (1928); L. Lemaire, Bibliographie de l’histoire de D. (Dunkerque 1929).