(samengesteld uit wolf en een Oudgermaans woord wer, dat man betekent) is volgens een algemeen verbreid volksgeloof een man, die in staat is de gedaante van een wolf aan te nemen.
Het geloof is algemeen verbreid; reeds de Grieken spraken van de lykanthropie, die daarin bestond, dat de lijder s nachts rondliep en als een wolf huilde, en de Romeinen spraken van versipelles als van mensen, die zich in wolven konden veranderen. Voor een gedeelte moet dit geloof uit psychische afwijkingen verklaard worden voor een ander deel hangt het samen met het geloof aan demonen: de mensen, die zich in dierenhuiden hulden, om demonen uit te beelden, verkeerden in de overtuiging, dat zij inderdaad in een dier veranderd waren (z Berserkr). Vooral in de Germaanse mythologie en de middeleeuwse literatuur vindt men tal van weerwolfverhalen. Van geheel andere aard zijn soortgelijke verhalen, die ons uit de heksenprocessen der 16de en 17de eeuw zijn overgeleverd.
Als het middel om de gedaanteverwisseling te bewerkstelligen wordt meestal een gordel van wolfshuid genoemd; legt men deze aan, dan wordt men wolf, legt men hem af, dan wordt men weer mens. In Nederland en Vlaanderen is het geloof in de weerwolf nog altijd niet geheel verdwenen. In andere delen van de wereld vervullen tijgers, luipaarden en andere dieren de rol van weerdieren.
Lit.: Konrad Müller, Die Werwolfeage (Marburg 1937); £. G. H. Smits, Faunus (Leiden 1946).