Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VLAANDEREN

betekenis & definitie

was van het einde van de 9de eeuw tot het einde van de 18de de naam van een graafschap in de Zuidelijke Nederlanden. Het grondgebied er van behoort thans gedeeltelijk tot België, tot Nederland en tot Frankrijk.

De naam komt het eerst voor in de Vita Eligii (eerste kwart van de 8ste eeuw). Volgens de laatste bevindingen zou hij „overstroomd gebied” betekenen. Oorspronkelijk was hij gegeven aan de gouw rondom Brugge (pagus Flandremis), een van de talrijke Karolingische gouwen waarin het gebied van het latere vorstendom Vlaanderen in de tweede helft van de 9de eeuw verdeeld was. Sommige van deze gouwen (met name Gent, Waas en Terwaan, wellicht ook Vlaanderen en Aardenburg, en misschien ook de Mempiscus) werden verenigd in de handen van Boudewijn (I, de Ijzeren), een graaf-ambtenaar van de Westfrankische koning Karel de Kale, wiens dochter Judith hij had geschaakt, maar met wie hij zich naderhand had verzoend.

Zijn zoon Boudewijn II, de Kale (879-918), maakte gebruik van de chaos door de inval van de Noormannen in 879 verwekt, om de hand te leggen op een nog groter gebied. Hij was de eerste graafterritoriale vorst en de eigenlijke stichter van het vorstendom Vlaanderen. Arnulf I (918-964) breidde zijn bezit, dat in het O. tot aan de Schelde reikte, ook bezuiden de Canche uit en bemachtigde zelfs Amiens. Naar het Z.W. moest de Vlaamse expansie evenwel halt maken voor de macht van Normandië.

Tijdens de minderjarigheid van zijn kleinzoon Arnulf II (964988) en van diens zoon Boudewijn IV (988-1035) doorstond het graafschap een zware crisis en werd het met verbrokkeling bedreigd. Laatstgenoemde herstelde zich échter spoedig. Wel is waar was het uiterste W. en Z.W. voorgoed in afzonderlijke graafschappen uiteengevallen (Guines, Boulogne, Saint-Pol, Hesdin), die alleen nog door een feodale band met Vlaanderen waren verbonden. Maar Boudewijn IV en zijn zoon Boudewijn V overschreden nu de grens van het Duitse rijk, d.w.z. de Schelde, en verwierven Zeeland bewester Schelde en de Vier-Ambachten (1012), en het Land van Aalst (1056).

Deze gebieden werden voortaan door de graven van Vlaanderen in leen gehouden van het Duitse rijk, en daarom later Rijksvlaanderen geheten, in tegenstelling met Kroonvlaanderen, dat een leen bleef van de Franse kroon. Door zijn huwelijk met Richildis, weduwe van Herman van Bergen (1051), verenigde Boudewijn VI (1067-1070) tijdelijk Henegouwen met Vlaanderen. Doordat diens broeder Robrecht I de Fries (1071-1093) zijn neef Arnulf III Vlaanderen ontnam, werden zij opnieuw gescheiden. Met Robrechts kleinzoon Boudewijn VII (iin-1119) stierf de mannelijke linie uit. Diens neef Karel de Goede (1119-1127) werd in de Brugse Sint-Donatiaanskerk vermoord. De crisis die daarop volgde bracht eerst, onder pressie van koning Lodewijk VI, Willem Clito van Normandië aan het bewind, daarna, met steun van de steden, die zich voor het eerst lieten gelden, Diederik van de Elzas (1128-1168).

Zijn zoon Philips (1168-1191) verkreeg tijdelijk Vermandois door zijn eerste huwelijk, moest het echter na een botsing met zijn suzerein Philips Augustus weer afstaan. Doordat hij bij het huwelijk van zijn nicht Isabella van Henegouwen met de Franse koning als bruidsschat het Z.W. van Vlaanderen beloofd had, ging ook dit gebied verloren (1191). Het omvatte o.a. Atrecht en Sint Omaars, en werd naderhand het graafschap Artesië. Daar Philips kinderloos stierf, ging Vlaanderen over op zijn zuster, de echtgenote van Boudewijn V van Henegouwen, zodat Vlaanderen en Henegouwen opnieuw werden verenigd. Hun zoon Boudewijn IX (VI in Henegouwen) nam aan de Vierde Kruistocht deel.

Op hem volgde zijn minderjarige dochter Johanna, die naderhand met Ferrand van Portugal huwde. Diens strijd tegen Philips Augustus eindigde met een beslissende Franse overwinning te Bouvines (1214), waardoor Vlaanderen veel enger aan de koning werd verbonden dan voor die tijd. Johanna werd door haar zuster Margareta opgevolgd, die eerst met Burchard van Avesnes was gehuwd, daarna met Willem van Dampierre. Twist om de opvolging ontstond tussen de kinderen uit de twee huwelijken. Ook nadat koning Lodewijk IX door een scheidsrechterlijke uitspraak Vlaanderen aan de Dampierres en Henegouwen aan de Avesnes had toegewezen (1244), duurde de strijd nog voort. Hij trad in een nieuwe phase toen de Avesnes ook graaf van Holland en Zeeland werden (1299), en nam pas voorgoed een einde door het verdrag van 1323, te Parijs gesloten.

Daardoor gaf Vlaanderen de leenheerschappij over Zeeland bewester Schelde en Jan van Avesnes zijn aanspraken op Rijksvlaanderen prijs. Onder Gwijde (Guy) van Dampierre had Vlaanderen een zware strijd te voeren voor het behoud van zijn zelfstandigheid. In de oorlog die in 1297 begon werd het wel is waar tijdelijk veroverd; het vocht zich evenwel weer vrij door de Slag bij Kortrijk (Guldensporenslag) op 11 Juli 1302. Het verdrag van Athis (1305) bekrachtigde deze toestand, maar legde Vlaanderen zware geldelijke lasten op, die gedeeltelijk, ingevolge het verdrag van Pontoise (1312), vervangen werden door de afstand aan Frankrijk van Waals-Vlaanderen (Rijsel, Dowaai en Orchies). Bij het huwelijk van zijn enige dochter Margareta met Philips van Bourgondië kreeg Lodewijk van Male dit gebied terug (1369), en in 1382 erfde hij van zijn moeder Artesië, zodat de drie delen van het oude Vlaanderen in zijn handen werden verenigd. Zij werden echter niet opnieuw versmolten.

Samen gingen zij na Lodewijks dood in de handen van de hertog van Bourgondië over (1384). Met de overige Nederlandse gewesten kwam Vlaanderen na de dood van Maria van Bourgondië in het bezit van het Habsburgse huis. Onder Karel V werden Vlaanderen en Artesië voorgoed aan de rechtspraak van het Parlement van Parijs onttrokken (Verdrag van Madrid, 1526), definitief uit het Franse leenverband losgemaakt (Vrede van Kamerijk, 1529) en bij de Bourgondische Kreits gevoegd (Vergelijk van Augsburg, 1548).

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog bleef de noordelijke strook van Vlaanderen langs de Westerschelde in het bezit van de Noordelijke Nederlanden; de Vrede van Munster (1648) kende ze hun toe; ze werd voortaan Staats-VIaanderen geheten. Tijdens de oorlogen van Lodewijk XIV gingen aanzienlijke delen van Vlaanderen voor Spanje verloren. Het Verdrag van Utrecht (1713) herstelde de toestand in zover dat, benevens Waals-Vlaanderen, alleen het gebied tussen de Aa en de westgrens van het huidige West-Vlaanderen, met Grevelingen en Duinkerken, aan Frankrijk afgestaan bleef. (Men noemt thans gewoonlijk Frans-Vlaanderen het oostelijk deel van dit gebied, waar nog Nederlandse dialecten worden gesproken.

Na de verovering van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk werd Vlaanderen in twee departementen verdeeld (Lys, Escaut), die naderhand de provincies West- en Oost-Vlaanderen werden. Bij deze laatste werd toen ook Staats-VIaanderen gevoegd, dat echter in 1814 met Zeeland werd verenigd, en sindsdien gemeenlijk Zeeuwsch-Vlaanderen wordt geheten,

PROF. DR H. VAN WERVEKE

Lit.: J. Dhondt en M. Gysseling, Vlaanderen. Oorspronkelijke ligging en etymologie (Album Baur, I, 1948); J. Dhondt, Korte gesch. v. h. ontstaan van het graafschap VI. (2de dr. 1943); F. L.

Ganshof, VI. onder de eerste graven (1944); H. Pirenne, Hist. de Belg. (i9og-’32); Alg. Gesch. der Ned. (1949-’53).

< >