Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Victor Humbert Joseph Hubert DELECOURT

betekenis & definitie

Vlaams rechts- en taalkundige (Bergen Henegouwen 4 Mei 1806 - Elsene 16 Nov. 1853), promoveerde in 1824 te Leuven in de rechten op proefschrift De tributis ac vectigalibus, dat in 1829 onder de titel Essai sur la théorie des impôts considérée sous le double rapport de l’économie politique et du droit public, verscheen, werd eerst advocaat en journalist te Bergen en trad na 1830 in de magistratuur, waar hij het tot rechter van de Burgerlijke Rechtbank te Brussel bracht. In deze hoedanigheid zou hij — de geboren Waal — het eerste Vlaamse vonnis te Brussel uitspreken.

Hij nam actief deel aan het ontluikende Vlaamse cultuurleven en werkte onder de schuilnaam H. van den Hoven aan tal van Vlaamse tijdschriften, zoals de Broederhand (met J. Wolff), de Noordstar en de Eendragt mee. Hij maakte opgang met zijn La langue flamande, son passé et son avenir. Projet d’une orthographe commune aux peuples des Pays- Bas et de la Basse-Allemagne (Bruxelles 1844) waarin hij opkomt voor een gemeenschappelijke cultuurtaal tussen Duinkerken en Koningsbergen.

Deze taal zou een soort modernisering van het Middelnederlands zijn en Nederduits worden genoemd. Delecourt vertaalde uit het Deens een toneelwerk van Oehlenschlager (Het Uithangberd, Brussel-Gent 1851), publiceerde fragmenten uit de Heliand en schreef in samenwerking met K. Stallaert een proeve van Brabantsch Idioticon (1851).DR P. DE VROEDE

Bibl.: De briefwisseling van D. met Snellaert, Ledeganck en St. Génois berust in handschrift in de bibliotheek der Universiteit te Gent.

< >