Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Victor J. BRUNCLAIR

betekenis & definitie

Vlaams letterkundige (Antwerpen 18 Oct. 1899 - Lagelund 21 Nov. 1944), werd 1938 secretaris van de Kon. Vlaamse Schouwburg te Antwerpen, daarna secretaris van de Kon.

Vlaamse Opera en publiciteitsleider. Op 8 Dec. 1942 door de Gestapo gearresteerd, werd hij in Sept. 1944 naar Oranienburg (Duitsland) overgebracht; hij overleed in gevangenschap te Lagelund (Sleeswijk-Holstein). De arrestatie gebeurde op grond van zijn in 1937 verschenen essay Het Heilige Handvest, waarin hij de rechten van de geest verdedigde tegen de door de totalitaire regimes voorgestane „eenheidskunst”. Als polemist had hij zijn sporen verdiend met vinnige artikelen in Ruimte en vooral in Vlaamsche Arbeid, waar hij in de jaren 20 voor de radicale expressionnistische poëtiek opkwam.

Hij was een vriend en strijdgenoot van Paul van Ostayen, wiens opvattingen van het zgn. organisch expressionnisme ook de zijne waren. Hij bestreed de gemeenschapskunst en stond een „poésie pure” met eigen logica en vrije verstechniek voor. Hij paste zijn scherp geformuleerde theorieën toe in dartele, grillige en burleske gedichten, welke in De dwaze Rondschouw (1935) en Sluiereffecten (1936) voorkomen. Zijn laatste bundels, Camera Lucida (1937) en Openbare Spreekcel (1941), vertonen maar weinig sporen meer van het vroegere radicalisme en keren meermalen terug tot het traditionele vers.

Verstilling en verdieping waren ingetreden. Zijn roman De Monnik uit het Westen (1929) is een mislukt experiment.

< >