Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VERTEGENWOORDIGING

betekenis & definitie

is een rechtsterm, die zowel in het publiek- als in het privaatrecht voorkomt ter aanduiding van het verschijnsel, dat het ene rechtssubject in de plaats treedt van het andere ter uitoefening van daaraan toekomende rechten of ter vervulling van daarop rustende rechtsplichten.

Op publiekrechtelijk terrein speelt de vertegenwoordiging een grote rol bij de organisatie van het staatsbestel. Men kent daar verschillende soorten van vertegenwoordiging. Als hoofdgroepen zijn te onderscheiden de autoritaire en de mandatoire vertegenwoordiging. De autoritaire vertegenwoordiging is die, krachtens welke de vertegenwoordiger zonder mandaat, uit eigen hoofde, handelt in de plaats van de vertegenwoordigde. In deze zin vertegenwoordigt de absolute monarch het door hem geregeerde volk en vertegenwoordigde bijv. de ridderschap eertijds in de vergadering der Staten het platteland. In deze zin ook vertegenwoordigen in de moderne democratische staat de kiesgerechtigden dat deel van het volk, dat geen kiesrecht bezit (vertegenwoordiging krachtens de wet). Van mandatoire vertegenwoordiging is sprake, wanneer de vertegenwoordiger handelt uit hoofde van een daartoe van de vertegenwoordigde ontvangen volmacht of mandaat.

Is het mandaat imperatief, dan is de vertegenwoordiger gehouden om strikt volgens de opdracht te stemmen, zoals bijv. oudtijds het geval was met de vertegenwoordigers der gewestelijke Staten in de Staten-Generaal; is het mandaat niet imperatief, dan kan de vertegenwoordiger handelen naar eigen inzicht. Dit laatste is het geval bij de thans door het kiesgerechtigde „volk” gekozen vertegenwoordigers in de volksvertegenwoordiging. Het mandaat tot vertegenwoordiging kan geschieden bij wege van aanstelling door een overheidsorgaan of bij wege van electie (verkiezing) door of vanwege het volk. De eerste vorm treft men aan bij de ambtenaarsverhouding, de tweede bij de moderne volksvertegenwoordiging. Voorts kan — om niet meer te noemen — de vertegenwoordiging definitief zijn of niet, al naar gelang zij de vertegenwoordigde al dan niet van het recht berooft om zelf te handelen. Niet definitief in deze zin is in het algemeen de vertegenwoordiging door de ambtenaar; wèl daarentegen in vele landen de vertegenwoordiging van het volk door vertegenwoordigende lichamen. Overigens kan dit laatste een twistpunt worden, gelijk bijv. in de Belgische koningskwestie, toen men streed over de vraag, of de beslissing der volksvertegenwoordiging kon worden aangetast door een referendum.

PROF. MR P. W. A. IMMINK

Lit.: Gerhard Leibholz, Das Wesen der Repräsentation unter besond. Berücksichtigung d. Repräsentativsystems (1929).

Privaatrechtelijk is het het kenbaar optreden voor een ander bij het verrichten van een rechtshandeling. Van onmiddellijke of directe vertegenwoordiging spreekt men als de rechtsgevolgen van de handeling intreden met betrekking tot degeen voor wie de handelende (de vertegenwoordiger) is opgetreden. Dit is het geval als de vertegenwoordiger degeen met wie hij handelt er van in kennis stelt dat hij optreedt voor een ander, nl. voor de vertegenwoordigde. Van middellijke of indirecte vertegenwoordiging spreekt men indien de rechtsgevolgen voor de handelende zelf intreden, hetgeen het geval is als de handelende tegenover de derde, met wie hij handelt, optreedt als handelde hij voor zichzelf, dus in eigen naam. De derde heeft dan de handelende zelf tot wederpartij en van vertegenwoordiging is geen sprake. M.a.w. de zgn. middellijke vertegenwoordiging is geen vertegenwoordiging.

De bevoegdheid om als vertegenwoordiger van een ander op te treden kan voortvloeien uit de wet; zo bij de ouder, de voogd, de curator, de bewindvoerder. Zij kan ook voortvloeien uit een overeenkomst, waarbij men aan iemand vertegenwoordigingsbevoegdheid geeft, hem volmacht verleent. Zodanige volmacht kan ontstaan uit een overeenkomst van lastgeving, maar ook uit arbeidscontract of een aanstelling als trustee.

In tegenstelling tot het Romeinse recht, dat de onmiddellijke vertegenwoordiging niet kende, geldt in moderne rechtsstelsels en ook in het Nederlandse de daad van de vertegenwoordiger als daad van de vertegenwoordigde.

Het Nederlandse B.W. van 1838 heeft de vertegenwoordiging niet afzonderlijk en opzettelijk geregeld; hier en daar vindt men er enkele bepalingen over, bijv. bij de lastgeving in artt. 1836 en 1843, die analogisch toegepast worden op vertegenwoordiging die uit andere bronnen ontstaan is.

PROF. MR H. R. HOETINK

Lit.: Paul Scholten-Asser, Vertegenwoordiging en Rechtspersoon (1940).