is een Vlaams kunstenaarsgeslacht uit de 16de en 17de eeuw, vnl. in en om de geboorteplaatsen zijner leden, Mechelen en Brussel, werkzaam en grotendeels staand onder invloed van Rubens.
Abraham, beeldhouwer en beeldsnijder (Mechelen 1594 - Brussel na 1631), werkte aanvankelijk in Mechelse kerken, kwam na 1620 te Brussel in aanraking met den befaamden beeldhouwer Lucas Fayd’herbe, met wien hij tot zijn dood samenwerkte.
Augustijn, miniatuurschilder (Mechelen 1602 - Brussel 1626?), werkte in de trant van Jan Brueghel of Rottenhammer (of hij de rechtstreekse leerling van Brueghel was, moet worden betwijfeld), verbleef na 1622 in Duitsland, werd in 1624 als gast te Keulen vermeld en moest daarna weer naar Vlaanderen teruggekeerd en te Brussel overleden zijn.
Hans, beeldhouwer en beeldsnijder, van wien weinig nader bekend is. Hij is de vader van:
Pieter (Mechelen 1599 - Deurne 1652), schilder, graveur en etser van landschappen, religieuze voorstellingen, familiegroepen en vooral kindergroepen, waarin hij een treffend gevoel voor het kinderlijke en een grote bevalligheid aan de dag legde (Lyon, Museum: Dansende kinderrei), evenals in zijn zo zeldzame etsen met kinderen, putti en kinderenengeltjes. Van zijn godsdienstige stukken zijn te vermelden een groot altaardoek in de St Jacobuskerk te Antwerpen en verschillende kleinere doeken in de Godshuizen aldaar, voorts werk in de St Pieterskerk en het Museum van Gent. Van hem bezitten we de fraaiste groeperingen, die Vlaamse schilders van de H. Familie gemaakt hebben; hierin benadert hij de innigheid van een Murillo. Hij schijnt landschappen te hebben gestoffeerd voor tijdgenoten als David Vinckboons, Jan Brueghel, Jan Siberechts, Lucas van Uden, Jan Wildens, Jacob d’Arthois, Lodewijk de Vadder, Lucas Achtschellinck.