Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KEULEN

betekenis & definitie

Westduitse handelsstad in het Land Noord-Rijnland-Westfalen, met (1951) 602 910 inw. (1939: 772 220; Mrt 1945: ca 45 000), van wie (1946) 77 pct R.K., 18 pct Evang. en 5 pct andersdenkenden, is gelegen aan weerszijden van de Rijn op 75 km van de Nederlands-Belgische grens. De stad is een zeer druk internationaal spoorwegcentrum, waar behalve de verbindingen uit Amsterdam, Rotterdam, Oostende (Londen) en Parijs naar Midden- en Zuid-Europa, ook die uit Noord- en Oost-Europa alsmede de verbindingen uit de voornaamste Duitse steden samenkomen.

Met de Westduitse bondshoofdstad Bonn is een directe electrische treinverbinding. Tevens is Keulen met zijn 5 havens na Duisburg de belangrijkste goederenomslaghaven aan de Beneden-Rijn.Stadsbeeld.

Het eigenlijke Keulen, oorspronkelijk een Romeinse nederzetting, strekt zich halvemaanvormig uit aan de linkeroever van de Rijn. Stadsuitbreidingen van 950, ca 1100 en 1180 gaven de stad de omvang, die zij tot 1880 behield. De vierde stadsuitbreiding van 1880 had grotendeels de opruiming der middeleeuwse stadsmuren tot gevolg en bracht de Ring om de oude stad tot stand. In 1888 werd de aan de overzijde van de Rijn gelegen gemeente Deutz met Keulen verenigd onder de naam Köln-Deutz. Tot 1922 volgden nog verscheidene annexaties, waarvan die van Kalk en Vingst. De Altstadt, zeer onregelmatig gebouwd, bevatte voor Wereldoorlog II vooral nabij de rivier vele nauwe straten, met hoge ouderwetse huizen. De Hohestrasse vormt de rand van de op het laagterras gebouwde stadskern. Tussen deze en de rivier lagen de nauwe, oude handelswijken op de alluviale rivierbodem. Ofschoon in Wereldoorlog II zware verwoestingen zijn aangericht, zijn de voornaamste zakenwijken, welke begrensd worden door Bahnhofs- en Domviertel, Hohestrasse, Breitestrasse, Schildergasse, Hahnenstrasse (nieuw), Neumarkt, Zeppelinstrasse en de Ringstrasse (gedeeltelijk), weer in opbouw. De woonwijken van de Altstadt zijn tot dusver (1951) nog niet opgebouwd.

Buiten de Altstadt, waaromheen een aantal singels (Ringstrassen) is aangelegd, bevindt zich de nieuwe stad, waarin zich tal van parken (w.o. Römerpark, Volksgarten en Stadtgarten) bevinden. Ook in dit stadsdeel werden gedeeltelijk zware verwoestingen aangericht. Keulen strekt zich over een grote afstand langs de beide Rijnoevers uit. Dit heeft tot gevolg dat ca 120 000 personen, afgezien van spoorwegen en diverse voertuigen, zich dagelijks in beide richtingen over de Rijn bewegen. In 1945 waren alle 5 bruggen verwoest. Thans (1951) zijn in gebruik of nagenoeg gereed: Südbrücke (spoor en voetgangers), Deutzer Brücke (nieuw, 1948), Dombrücke (spoor en voetgangers) en Mülheimer Hängebrücke (nieuw, 1951).

Kunst en cultuur.

Een Christelijke gemeente bestond waarschijnlijk reeds aan het einde van de 2de eeuw. Sedert 313 was Keulen een bisdom, dat door Karel de Grote tot aartsbisdom werd verheven. Dit heeft tot gevolg gehad dat Keulen in de loop der eeuwen zeer vele kerkelijke en wereldlijke bouwwerken van kunsthistorische waarde heeft bezeten, welke door Wereldoorlog II gedeeltelijk of geheel zijn verwoest. Keulens imposantste bouwwerk door de eeuwen heen is de Dom, het belangrijkste bouwwerk der hoog-Gothiek in Duitsland. Met de bouw werd in 1248 begonnen op de plaats van de Oude Dom, die in 870 werd ingewijd.

Gothisch zijn het koor en het benedengedeelte van de zuidelijke toren. In 1880 werd de bouw voltooid. De hoogte der torens bedraagt 156 m. Ook thans (1951) beheerst de Dom nog steeds het stadsbeeld en schijnt uiterlijk niet wezenlijk beschadigd. Toch zal aan het herstel der beschadiging (15 pct) nog vele jaren moeten worden gewerkt. Het hoge koor is met de gehele uitrusting (oude glasramen, driekoningenschrijn, afbeelding van de Dom van Stephan Lochner, Gerokruis, altaren, schatkamer, enz.) sedert 1948 hersteld en weer voor de kerkdiensten opengesteld. Het grootste gedeelte van het schip naar het W. is voorlopig dichtgemetseld.

Van 150 kerken in de gehele stad werden ruim 90 meer dan 60 pct beschadigd, slechts 7 bleven onbeschadigd. Het verwoestingspercentage (bij benadering) van de waardevolste kunsthistorische kerken in de Altstadt bedroeg in 1945: St Colomba (100), St Johann Baptist (100), St Maria im Capitol (80), St Georg (75), Minoritenkirche (75), Gross- St Martin (70), St Peter (70), St Alban (65), St Aposteln (65), St Kunibert (60), St Cäcilien (55), Antoniterkirche (50), St Maria zum Frieden (50), St Pantaleon (50), St Ursulinenkirche (50), Karthäuserkirche (45), St Mariae Himmelfahrt (40), St Andreas (35), St Gereon (35), St Ursula (35)’, St Severin (30), St Maria Lyskirchen (15).

Van de wereldlijke gebouwen bedroeg bovengenoemd percentage: Stapelhaus (90), Rathaus (70), Zeughaus (60), Gürzenich (des Rates Tanzhaus, 60). De oude schouwburgen, evenals de museumgebouwen, werden geheel verwoest. Met de herbouw van een schouwburg, het Wallraf-Richartz-Museum en het definitieve herstel van het Gürzenich is men (1951) begonnen.

Van de particuliere woningen en gebouwen, welke kunsthistorische waarde hadden, is ca 80 pct verwoest; van 223 scholen was geen enkele onbeschadigd, totaal verwoest waren er 143; van 28 ziekenhuizen bleven slechts 3 onbeschadigd.

Keulen heeft op onderwijsgebied o.m. een universiteit (in 1919 ontstaan uit de vroegere Akademie für praktische Medizin en de Handelshochschule en de Hochschule für Kommunalverwaltung) en een hogeschool voor muziek. Keulen is zetel en centrum van de N.W.-deutsche Rundfunk (N.W.D.R.)-Keulen, waarvan de zender in Langenberg (Rheinland) staat.

Handel en industrie.

Door zijn centrale ligging is Keulen van oudsher, behalve een religieus centrum, ook een zeer belangrijke handelsstad geweest. In de vroege Middeleeuwen had de stad reeds grote Messen. Sedert de 16de eeuw werd het een voornaam internationaal postverkeerscentrum, wat Keulen tot heden is gebleven. Keulen is tevens begin- en eindpunt van de Rijnscheepvaart. De goederenomslag bedraagt (1950) ruim 2 millioen ton. Het goederenverkeer op de lange afstand wordt door een uitstekend autowegennet begunstigd. Er zijn 2 auto- en 22 spoorgoederenstations. Sedert 1950 is Keulen te zamen met Bonn door de luchthaven Wahn weer aangesloten bij het internationale luchtverkeer.

De industrie omvat vooral de ijzer- en metaalbewerkende (machine, apparaten, draad,en kabel, motoren, auto, wagon, carrosserie- en scheepsbouw) en chemische (kleuren) industrie. Verdere industrieën van betekenis zijn die van: parfumerieën (eau de cologne), zeep, rubber, asbest, textiel, levens- en genotmiddelen. Ook is er bruinkoolwinning en brikettenfabricage, terwijl er tevens vele uitgeverijen zijn gevestigd.

Keulen is het Westduitse financiële centrum (bankinstellingen, waaronder hypotheek-, crediet- en spaarbanken en verzekeringsinstellingen). De fundamenten van Keulens economisch systeem zijn door de oorlog niet wezenlijk getroffen. Het is weer (1951) de grote Messe (vanaf 1926) en tentoonstellingsstad van het Westen. Het vreemdelingenverkeer is hierdoor zeer druk. Het aantal hotel- en logiesbedden bedraagt (1951) 2500. De nabijheid van Bonn als Bondshoofdstad strekt Keulen ook tot voordeel.

Geschiedenis.

Na eerst Romeinse grensvesting en kolonie der Ubiërs geweest te zijn (gesticht in 38 v. Chr. en in 50 n. Chr. naar keizerin Agrippina genoemd: Colonia Claudia Ara Agrippinensis) en daarna residentie der Ripuarische Frankische koningen (sedert de 4de eeuw n. Chr.), werd Keulen in 785 door Karel de Grote tot aartsbisdom verheven (bisdom was het reeds sinds de 6de eeuw onder de Merowingen). In de 9de eeuw werd de stad herhaaldelijk door de Vikingen geplunderd en in de 10de werden de aartsbisschoppen ook rijksvorsten (voor het eerst Bruno I, 953-965, de broeder van keizer Otto de Grote), die later, toen de keizerlijke macht zwakker werd, ook keurvorsten werden (13de eeuw). Onder de Salische en Hohenstaufense keizers bekleedden de aartsbisschoppen de waardigheid van kanselier voor Italiaanse aangelegenheden (z Philips I van Heinsberg). De economische opbloei sedert de 10de eeuw veroorzaakte het streven van het stedelijk patriciaat om zich onafhankelijk te maken van de aartsbisschoppen. Sedert 1258 had de stad het stapelrecht (z Hanze). Na de slag bij Woeringen (1288) was zij onafhankelijk en ontwikkelde zich tot een vrije rijksstad. De tegenstelling tussen de oligarchie en de gilden eindigde in 1396 met de toekenning van een democratische constitutie. Ofschoon Keulen zoveel mogelijk neutraal bleef in de oorlogen van de aartsbisschoppen, had de stad economisch daaronder zeer te lijden; met name onder de Soester Veete (1444-1447) en in de oorlog tegen Karel de Stoute van Bourgondië (1474-1477). In het aartsbisdom was in 1463 de vorstelijke macht der bisschoppen sterk besnoeid door het samengaan van Domkapittel, adel en kleine steden. In de Hervormingstijd werden de neigingen van sommige keurvorsten-aartsbisschoppen (Herman von Wied en Gebhard Truchsesz von Waldburg) om zich bij de Luthersen aan te sluiten en hun gebied te seculariseren tegengewerkt niet alleen door keizer en Ligue, maar ook door de stad, die de macht der keurvorsten zo gering mogelijk wilde houden. Van 1583-1761 werden de aartsbisschoppen uitsluitend uit het Huis Wittelsbach van Beieren gekozen. Van 6 Oct. 1794 - 1815 was Keulen Frans. In 1797 werd de universiteit afgeschaft, die van 1388 af bestaan had. Door de „Reichsdeputationshauptschluss” van 1803 werd het aartsbisdom ook officieel geseculariseerd. Na 1815 was Keulen Pruisisch. In 1821 werd het aartsbisdom gereorganiseerd met de suffragaanbisdommen Trier, Munster en Paderborn. Sedert 1930 is Paderborn zelf aartsbisdom, terwijl Keulen er drie andere suffragaanbisdommen bij kreeg: Aken, Osnabrück en Limburg. Sedert 1919 bezit Keulen weer een universiteit. Van 1918-1926 was het door Engelse troepen bezet. Volgens de bepalingen van Versailles werd Keulen als Rijnvesting ontmanteld. De tegenwoordige bondskanselier dr Adenauer was vóór 1933 vele jaren, na Wereldoorlog II nog korte tijd, burgemeester van Keulen.

WERELDOORLOG II

Vooral de Altstadt werd tussen 1941-1945 zwaar geteisterd. De voornaamste luchtaanvallen vonden plaats op 31 Mei 1942, 29 Juni 1943, 30 Oct. 1944 en 2 Mrt 1945 (totaal 250 aanvallen). Het verlies aan mensenlevens wordt geschat op 20 000. Een groot gedeelte der bevolking evacueerde tijdens de oorlog, zodat er bij de bezetting van Keulen door de Geallieerden op 7 Mrt 1945 (linker Rijnoever) slechts 45 000 inw. waren. De hoeveelheid puin bedroeg in 1945 30 millioen m (Cheops-pyramide 2,5 millioen m3), waarvan in 1950 was opgeruimd 22 pct. Het aantal gebouwen en woningen (1939 = 100 pct) bedroeg in 1945: 12 resp. 7 pct, in 1950: 63 resp. 46 pct.

Lit.: H. Keussen, Die Matrikel der Universität K., 1388-1559, 3 dln (1892-1921); Jahrbuch des köln. Gesch. Vereins, Bd 1-25 (i907-’5o); Veröffentlichungen des köln. Gesch. Vereins, Bd 1-16 (1914 ff); Idem, Topographie der Stadt K. im Mittelalter (1910); Die Stadt Cöln im ersten Jht unter preussischer Herrschaft 18151915, 3 Bände (1916); E. Göbel, Das Stadtgebiet von K., in Statistische Mitteilungen der Stadt K., 2. Jahrgang, Heft 4 (1917); B. Kuske, Quellen zur Gesch. des Kölner Handels u. Verkehrs (ab 1917); A. Kober, Grundbuch des kölner Judenviertels (1920); W. Tuckermann, Die geographische Lage der Stadt K. (1923); J. Klersch, Von der Reichsstadt zur Grossstadt, 1794-1860 (1925); A. Noss, Die Münzen der Städte K. (Neuss 1926); W. Hävernick, Der kölner Pfennig im 12.-13. Jht (1930); F. Bender, 111. Gesch. der Stadt K. (10. Aufl. 1933); H. Keussen, Die alte Universität K. (1934); K. E. Müller, Wandlungen des kölner Handels im 19. Jht (1935); A. Kober, Cologne (1940); Köln, hgg. von der Stadtverwaltung (1948); E. Kuphal, Entwicklung der Verfassung und Verwaltung K. (1948); H. Vogts, K. im Spiegel seiner Kunst (1950); H. Schmitt-Rost, Altkölnisches Bilderbuch (1950) J K., ein Vorentwurf, hgg. von der Stadt Köln (1950).

< >