Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HANS

betekenis & definitie

koning van DENEMARKEN, ZWEDEN en NOORWEGEN, tweede vorst uit het huis Oldenburg*, enige koning van Denemarken en Noorwegen van die naam en als Zweeds koning Johan II (5 Juni 1455 - Aalborg 20 Febr. 1513), werd na zijn vaders dood, in 1481, door de Raden der drie rijken tot koning verkozen. In Zweden had hij te kampen met de tegenstand van de boerenpartij onder leiding van de Rijksbestuurder Sten Sture*, die hij in 1497 wel versloeg, maar die toch niet lang nadien, in 1501, door een deel van de adel versterkt, de vijandelijkheden hervatte: de koning, die na zijn overwinning, evenals vroegere Deense vorsten, de belangen van de boerenstand had veronachtzaamd, en bovendien had gestreefd naar een door de adel niet gewenste versterking van zijn gezag, had in 1500 een verpletterende nederlaag geleden tegen de Dithmarschen in Holstein, die, voorgevende onderdanen te zijn van de bisschop van Bremen, maar inderdaad volkomen vrijheid genoten, geweigerd hadden de heerschappij van de koning-hertog, hem door de keizer verleend, te erkennen.

De Zweedse opstand heeft koning Hans eerst kort voor zijn dood door concessies kunnen bedwingen, althans gedeeltelijk. Zijn zoon, de vermaarde Christiaan II*, zette zijn politiek voort: een nadere Unie tussen de drie Noordse rijken, versterking van monarchaal gezag, bevordering der welvaart van de burgerstand en bestrijding van de invloed der Hanze.DR W. VAN EEDEN