(1), zeer oude Phoenicische kolonie aan de kust in Noord-Afrika, niet ver van Carthago. In de 2de Punische oorlog bleef Utica Carthago trouw, maar in de derde koos het Rome’s zijde.
Na de val van Carthago werd het de eerste stad van Africa. Op den duur ging het echter achteruit door verzanding van de haven, en werd overschaduwd door het opkomende Romeinse Carthago. Belangrijke overblijfselen zijn bewaard gebleven, o.a. de havenaanleg, een amphitheater en een theater. Beroemd is het ook geworden, omdat Cato (Uticensis genaamd) er zich doodde na de slag bij Thapsus.Lit.: B. Khun de Prorok, Göttersuchen in Afrika’s Erde, 5 Jahre Aufgrabungen in Karthago, U. und der Sahara (Leipzig 1928); S. Gsell, Histoire ancienne de l’Afrique du Nord, II (Paris 1928).
(2), stad van (1950) 101 530 inw. (Groot Utica, waartoe o.a. Rome behoort, 283 600 inw.) in het centrum van de Amerikaanse staat New York, ligt in Oneidar County in het dal van de Mohawk River. Utica ligt aan de spoorlijn naar Montreal en van Boston naar Buffalo en aan het Barge Canal, dat New York met de grote meren verbindt. De plaats is een industrieel centrum; men vervaardigt er textielgoederen, radiatoren, ventilatoren, koelinstallaties en radio-onderdelen. Utica heeft grote Italiaanse, Poolse en Ierse bevolkingsgroepen; een Waalse kolonie dateert reeds uit 1773. De stad is gebouwd rondom het in 1758 opgerichte Fort Schuyler. Het kreeg in 1832 stadsrechten.